Rechtspraak
Eiseres is op basis van een zogenaamde praktijkovereenkomst gedurende zes weken, aanvangende 3 september 2007 bij gedaagde werkzaam geweest. In de overeenkomst is opgenomen dat gedaagde aan eiseres een vergoeding van € 200 bruto per maand zal betalen. Eiseres heeft haar stagewerkzaamheden voortijdig beëindigd. Thans vordert zij betaling van € 300 aan stagevergoedingen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst. Het leerelement staat voorop. Derhalve moet de overeenkomst worden gekwalificeerd als een leerovereenkomst waarop de bepalingen van boek 7, Titel 10 niet van toepassing zijn. Bijgevolg is de wettelijke verhoging van artikel 7:625 niet van toepassing. De contractuele vergoeding is gedaagde wel verschuldigd, nu uit niets gebleken is dat deze vergoeding niet zou zijn verschuldigd bij tussentijdse beëindiging van de stageovereenkomst.