Naar boven ↑

Rechtspraak

Ouderlid heeft zijn zetel voor de Medezeggenschapsraad op eigen verzoek verkiesbaar gesteld. Op dit besluit komt het ouderlid terug. Thans betrekt hij de Medezeggenschapsraad in rechte en vordert hij onder meer dat zijn zetel tot 2010 niet verkiesbaar zal worden gesteld. De MR verweert met de stelling dat eiser niet ontvankelijk moet worden verklaard, daar de MR geen zelfstandige procesbevoegdheid toekomt.

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. De Medezeggenschapsraad is een niet rechtspersoonlijkheid beschikkend orgaan van de openbare basisschool De Wijzer die deel uitmaakt van de rechtspersoon SPOM, het bevoegd gezag. Afgezien van bijzondere wettelijke regelingen komt in burgerlijke zaken procesbevoegdheid in beginsel slechts toe aan natuurlijke personen en rechtspersonen. Een orgaan van een rechtspersoon, zoals in casu de Medezeggenschapsraad is, kan daarom in beginsel, behoudens bijzondere omstandigheden, niet als zodanig procespartij zijn (vgl. HR 25 november 1983, NJ 1984, 297). Ingevolge artikel 36 Wms heeft de medezeggenschapsraad alleen procesbevoegdheid in relatie tot het bevoegd gezag in het kader van de uitoefening van haar wettelijke taak. Er is geen aanknopingspunt in een wettelijke regeling dat een medezeggenschapsraad in een burgerlijk (kort) geding als orgaan op eigen naam als zelfstandige procespartij - eisende of verwerende - kan optreden in relatie tot anderen dan het bevoegd gezag. Voor de vraag of de omstandigheden tot een uitzondering nopen, zal beslissend zijn of het toekennen van procesbevoegdheid aan een entiteit die noch een natuurlijke persoon is noch over rechtspersoonlijkheid beschikt, noodzakelijk is teneinde het recht op een effectieve toegang tot de rechter te effectueren (vgl. EHRM 9 december 1994, NJ 1996, 374 en HR 3 december 1993, NJ 1994, 375).

De voorzieningenrechter is vooralsnog niet gebleken van een zodanige noodzaak. Daarvoor is van belang dat eiser ook het bevoegd gezag SPOM in kort geding heeft gedagvaard en daartegen dezelfde vorderingen heeft ingesteld. Vooralsnog is niet aannemelijk geworden dat zijn vorderingen in die procedure niet geƫffectueerd kunnen worden. In dat kader is van belang dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Medezeggenschapsraad de autonomie heeft over de Medezeggenschapsraadverkiezingen. Niet is betwist dat SPOM daarin ook taken heeft en dat SPOM beroep kan aantekenen tegen de uitslag van de verkiezingen. De Medezeggenschapsraad heeft bovendien onweersproken gesteld dat SPOM, met uitzondering van mededelingen die de Medezeggenschapsraad op de website van de school plaatst, altijd reactief kan optreden tegen het handelen van de Medezeggenschapsraad. Dat de Medezeggenschapsraad een zekere mate van beleidsvrijheid heeft over wat op de website van de school wordt geplaatst, rechtvaardigt geen uitzondering op de hoofdregel dat alleen natuurlijke personen en rechtspersonen als procespartij kunnen optreden. Immers, de omstandigheid dat het orgaan ten opzichte van de rechtspersoon beschikt over een bepaalde mate van beleidsvrijheid of autonomie is op zichzelf onvoldoende grond om het orgaan zelfstandige procesbevoegdheid toe te kennen (vgl. HR 27 juni 1986, NJ 1987, 898). De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen tegen de Medezeggenschapsraad.