Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is werkzaam bij Stichting Van Hall Larenstein als docent bij de afdeling Bos en Natuurbeheer (‘BNB’). Bij brief van 6 juli 2007 heeft de opleidingsdirecteur BNB van Stichting VHL aan werknemer medegedeeld dat hij met ingang van het schooljaar 2007/2008 van al zijn taken binnen BNB werd ontheven. Op 14 juli 2007 heeft werknemer bezwaar ingediend bij het College van Bestuur van Stichting VHL tegen de twee besluiten van de opleidingsdirecteur BNB van Stichting VHL om hem van taken te ontheffen. Op 18 juli 2008 heeft Stichting VHL aan werknemer opgedragen om op basis van detachering te gaan werken bij een andere onderwijsinstelling, het IPC te Schaarsbergen. Werknemer heeft tegen deze detachering geprotesteerd. Daaropvolgend heeft VHL besloten werknemer te schorsen zonder behoud van loon. De Adviescommissie Heroverweging personeel VHL heeft op het bezwaar van 14 juli vastgesteld dat de ontheffing van taken onzorgvuldig heeft plaatsgevonden en adviseert tot intrekking van de bestreden besluiten. Thans vordert werknemer opheffing van de schorsing en toelating tot zijn werkzaamheden.

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Hoewel Stichting VHL heeft aangegeven werknemer weer tot de werkplek toe te laten en zijn werkzaamheden weer te laten uitvoeren, is de voorzieningenrechter van oordeel dat werknemer, mede gelet op de lange duur en aard van het conflict tussen partijen, voldoende belang heeft bij het verkrijgen van de voorziening. De voorzieningenrechter acht in het licht van de uitlatingen door Stichting VHL de vordering strekkende tot het toelaten tot de werkplek en het laten hervatten van de werkzaamheden, inclusief de gevorderde dwangsom, voor toewijzing vatbaar.

Ten aanzien van het besluit van 10 november 2008 tot het nemen van disciplinaire maatregelen van schorsing en inhouding van loon heeft Stichting VHL zich beroepen op niet-ontvankelijkheid van werknemer, omdat hij beroep heeft ingesteld bij de Commissie van Beroep HBO. Zij stelt dat deze rechtsgang met voldoende waarborgen is omkleed, zodat er geen taak is weggelegd voor de voorzieningenrechter. Dit verweer wordt verworpen. Op grond van artikel S-2 CAO HBO heeft een werknemer de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de Commissie van Beroep CAO. Een uitspraak van de Commissie van Beroep CAO is bindend voor werknemer en werkgever (artikel S-5 CAO HBO). Een werknemer is niet verplicht deze bindend-adviesprocedure te volgen (HR 9 november 2001, NJ 2001, 692). Als hij echter voor deze procedure kiest, zal hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in een procedure voor de civiele rechter, waarin hij vernietiging van het besluit vordert. Werknemer vordert in deze procedure een voorlopige voorziening. Stichting VHL heeft niet gesteld dat er voor de Commissie van Beroep HBO een voorlopige voorzieningenprocedure is, zodat de voorzieningenrechter ervan heeft uit te gaan dat die er niet is. Dat betekent dat [eiser] in deze procedure tot het treffen van een voorlopige voorziening ontvankelijk is, ook voor zover het een voorlopige voorziening betreft naar aanleiding van het besluit van 10 november 2008. Stichting VHL heeft disciplinaire maatregelen tegen werknemer getroffen vanwege zijn weigering mee te werken aan de detachering bij het IPC zoals door Stichting VHL voorgestaan. Voorshands is de voorzieningenrechter van oordeel dat werknemer niet op onredelijke gronden heeft geweigerd om mee te werken aan zijn detachering bij het IPC. De Adviescommissie Heroverweging personeel VHL is in haar advies van 4 december 2008 zeer kritisch geweest over de wijze waarop Stichting VHL bij besluit van 18 april 2007 werknemer heeft ontheven van een gedeelte van zijn taken en waarop zij nadien is omgegaan met de belangen van werknemer. Werknemer vreesde dat de detachering bij het IPC zou worden gebruikt als een exit-strategie, gezien de mededeling dat de detachering zou worden gebruikt als een oriëntering voor werk buiten Stichting VHL. Voorshands oordelend kan werknemer onder deze omstandigheden niet worden verweten dat hij niet voetstoots heeft willen meewerken aan detachering bij het IPC. Dat brengt mee dat aannemelijk is dat het daarop genomen besluit tot het nemen van disciplinaire maatregelen geen stand zal houden. Het voorgaande brengt met zich mee dat het gedeelte van de vordering dat ziet op het uitbetalen van het ingehouden loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 lid 1 BW zal worden toegewezen.