Naar boven ↑

Rechtspraak

Het geschil betreft de tenuitvoerlegging door werknemer van een door de kantonrechter gegeven beschikking (hierna: de beschikking), waarbij de arbeidsovereenkomst tussen De Rijdende School en werknemer is ontbonden per 4 mei 2006. In de beschikking staat over de te betalen vergoeding het volgende opgenomen: “Veroordeelt De Rijdende School tot betaling aan werknemer van een billijkheidsvergoeding van € 55.000,- bruto, waarvan € 15.000,- onmiddellijk betaald moet worden en een bedrag van € 40.000,- bruto betaald moet worden per 4 mei 2007 nadat daarop in mindering is gebracht de over de periode 4 mei 2006 - 4 mei 2007 blijkens opgave van de uitkeringsinstelling aan werknemer betaalde brutowachtgeld- en/of werkloosheidsuitkering;”(…) De Rijdende School heeft het in de beschikking vermelde bedrag van € 15.000,- bruto aan werknemer betaald. Zij weigert het in de beschikking vermelde bedrag van € 40.000,- bruto aan werknemer te betalen. Volgens De Rijdende School is geen sprake van een “wachtgeldsituatie” omdat werknemer met ingang van 1 juni 2006 een nieuwe baan heeft aanvaard, waaruit hij inkomsten heeft verworven en aan hem in de periode van 4 mei 2006 tot 4 mei 2007 geen wachtgeld- en/of werkloosheidsuitkering is toegekend noch is uitbetaald. Werknemer voert hiertegen aan dat hij, aangezien in de beschikking niets is vermeld omtrent mogelijke inkomsten uit arbeid, naast de door hem ontvangen inkomsten uit arbeid aanspraak heeft op het in de beschikking genoemde bedrag van € 40.000,- bruto.

Het hof oordeelt als volgt. Het hof is van oordeel dat werknemer slechts aanspraak heeft op de vergoeding van € 40.000,- bruto indien aan twee voorwaarden is voldaan, te weten a. werknemer heeft een wachtgelduitkering aangevraagd en b. werknemer heeft in de periode van 4 mei 2006 tot 4 mei 2007 daadwerkelijk betalingen op grond van een wachtgeld- en/of een werkloosheidsuitkering ontvangen. Vast staat -het hof verwijst naar rechtsoverweging 2.4 van het bestreden vonnis- dat werknemer met ingang van 1 juni 2006 een dienstverband met een derde heeft aanvaard en in de periode van 4 mei 2006 tot 4 mei 2007 geen wachtgelduitkering en/of werkloosheidsuitkering heeft ontvangen. Dit betekent dat werknemer, nu in ieder geval niet aan de hiervoor onder b vermelde voorwaarde is voldaan, geen aanspraak heeft op de eerdergenoemde vergoeding. De rechter in het executiegeschil heeft niet tot taak de door de kantonrechter besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen, maar hij dient zich er toe te beperken de ter uitvoering van de veroordelende beschikking verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Het hof kan daarom niet toetsen of de tenuitvoerlegging tot een onbillijke situatie zal leiden. Volgt bekrachtiging vonnis voorzieningenrechter.