Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is met ingang van 1 februari 1974 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden van werkgever. Laatstelijk heeft hij bij deze onderneming de functie van Hoofd Administratie vervuld. Werknemer is op 1 januari 2001 tevens bij het bedrijf Firma Y in dienst getreden. Tussen werknemer en werkgever is op enig moment onenigheid ontstaan over een pensioenvoorziening die werknemer buiten medeweten van werkgever voor zichzelf en een andere werknemer zou hebben getroffen. In 2003 is de arbeidsovereenkomst bij wijze van voorwaardelijke ontbinding geëindigd. Nadien hebben partijen geprocedeerd over de pensioenverplichtingen van werkgever. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer slechts deels toegewezen. Werknemer heeft mr. X (zijn advocaat) verzocht in hoger beroep te gaan. Dit heeft mr. X nagelaten. Thans vordert werknemer schadevergoeding van mr. X wegens onrechtmatig handelen. Werknemer heeft naar eigen zeggen schade geleden, nu de zaak zonder het verzuim van mr. X in hoger beroep in volle omvang ter beoordeling aan het gerechtshof was voorgelegd, waarbij de kwesties inzake de wettelijke verhoging, de pensioendoorbetaling en de vergoeding voor het gemiste gebruik van de lease-auto aan de orde hadden kunnen komen. Bovendien had het tijdig instellen van hoger beroep werknemer gesteund in zijn onderhandelingen met werkgever over de afwikkeling van het dienstverband. Naar de mening van werknemer had in hoger beroep zijn vordering tot betaling van de wettelijke verhoging alleszins kans van slagen gehad, nu de rechter een discretionaire bevoegdheid heeft om de wettelijke verhoging te matigen met het oog op de omstandigheden van het geval. Toekenning door het gerechtshof van de wettelijke verhoging tot een percentage van minimaal 35% had volgens werknemer in de rede gelegen. Wat betreft de pensioendoorbetaling en de vergoeding voor het gemiste gebruik van de leaseauto zou het gerechtshof ook gunstiger voor werknemer hebben geoordeeld, nu de kantonrechter omtrent deze geschilpunten geen inhoudelijke beslissing heeft genomen.

De rechtbank is met partijen van oordeel dat mr. X door, ondanks een daartoe door werknemer verstrekte opdracht, geen (tijdig) hoger beroep in te stellen, toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen hem en werknemer bestaande overeenkomst. Mr. X is mitsdien gehouden de door zijn tekortschieten voor werknemer ontstane schade te vergoeden. Mr. X heeft naar het oordeel van de rechtbank evenwel terecht betoogd dat werknemer in onvoldoende mate aan de op hem rustende stelplicht heeft voldaan. Ten aanzien van de pensioenpremie en de vergoeding voor het gemiste gebruik van de leaseauto is door de kantonrechter geen inhoudelijk oordeel gegeven, nu deze vorderingen bij vermeerdering van eis in eerste aanleg zijn ingesteld, en gelet op de stand van het geding door de kantonrechter in strijd met de goede procesorde zijn geacht. In hoger beroep had werknemer deze vorderingen in volle omvang aan het gerechtshof kunnen voorleggen. Daarmee is echter geenszins gezegd dat deze vorderingen dan ook zouden zijn toegewezen. Ten aanzien van de wettelijke verhoging overweegt de rechtbank dat [eiser] zich niet kan beperken tot de enkele stelling dat het gerechtshof -anders dan de kantonrechter - zou zijn overgegaan tot een minder vergaande matiging van de gevorderde wettelijke verhoging. De kantonrechter heeft gemotiveerd aangegeven waarom hij tot een matiging van de wettelijke verhoging tot 10% van het (toewijsbare) loon is overgegaan. Van werknemer had tegen die achtergrond mogen worden verwacht dat hij in dit geding feiten of omstandigheden had aangevoerd, die het gerechtshof in hoger beroep zouden hebben geleid tot een minder vergaande matiging van de gevorderde wettelijke verhoging. Werknemer heeft echter volstrekt niet onderbouwd waarom het gerechtshof dienaangaande in voor hem gunstiger zin zou hebben beslist. Bovendien is in de jurisprudentie omtrent matiging van de wettelijke verhoging een matiging tot 10% verre van ongebruikelijk, hetgeen door mr. X ook is geïllustreerd aan de hand van meerdere arresten van het gerechtshof te Leeuwarden. De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk gemaakt dat het gerechtshof in hoger beroep inzake de gevorderde wettelijke verhoging in voor werknemer gunstiger zin zou hebben beslist.

Volgt afwijzing vordering werknemer.