Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is in december 1991 bij een rechtsvoorganger van Foodservices in dienst getreden. Sinds 2000 vervult hij de functie van hoofd expeditie. Per 1 januari 2006 heeft Foodservices de onderneming van de oorspronkelijke werkgever van werknemer overgenomen. Deze overname heeft wijzigingen in de bedrijfsvoering met zich gebracht. Dit heeft spanningen bij werknemer teweeg gebracht. Deze heeft zich als gevolg daarvan op 14 mei 2007 ziek gemeld. Omdat werknemer, naar het oordeel van Foodservices, “verzuimgesprekken” ontliep en zich niet daadwerkelijk inzette voor zijn re-integratie heeft zij de betaling van het salaris van werknemer met ingang van dat over de maand juni 2007 opgeschort. De re-integratie van werknemer is niet op gang gekomen en Foodservices heeft de opschorting van de salarisbetalingen voortgezet. Ter mondelinge behandeling op 28 november 2007 heeft de kantonrechter voorgesteld een mediator via de rechtbank in te schakelen. In het proces-verbaal valt te lezen dat de kantonrechter in dat verband heeft gezegd: “Als er via de rechtbank een mediator wordt ingeschakeld, dan moet er loon worden doorbetaald zodra werknemer bij de mediator aanwezig is.” Er is vervolgens via de rechtbank een mediator ingeschakeld. Die mediation heeft niet tot een voor partijen gewenst resultaat geleid. Vervolgens is het bestreden vonnis gewezen. Daarbij is de loonvordering van werknemer afgewezen en zijn de proceskosten gecompenseerd. Bij beschikking van de kantonrechter van 19 juni 2008 is de arbeidsovereenkomst van werknemer met ingang van 1 juli 2008 ontbonden. In hoger beroep vordert werknemer ondermeer de wettelijke rente over het toegewezen deel van de loonvorderingen.

Het hof oordeelt als volgt. Met betrekking tot de wettelijke verhoging geldt het volgende. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg maakt het hof op dat partijen destijds hebben ingestemd met inschakeling van een mediator via de rechtbank en maakte onderdeel van die afspraak uit dat Foodservices de loonbetalingen zou hervatten (en de opgeschorte loonbetalingen zou uitkeren) zodra het eerste mediationgesprek zou hebben plaatsgevonden. Dat werknemer in dat geval niettemin zijn claim behield op wettelijke verhoging ligt niet zonder meer voor de hand. Naar voorlopig oordeel van het hof was daartoe vereist dat werknemer ter bedoelde mondelinge behandeling zich dit (vorderings)recht uitdrukkelijk had voorbehouden. Een zodanig voorbehoud is gesteld noch gebleken. Op die grond komt ook het hof niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van deze claim. Volgt bekrachtiging vonnis kantonrechter.