Rechtspraak
TLMG houdt zich bezig met rijopleidingen voor beroepschauffeurs. VCMG, een zustervennootschap van TLMG, houdt zich bezig met rijopleidingen voor particulieren. Werknemer is op 1 november 1995 in dienst getreden van VCMG als parttime rijinstructeur voor gemiddeld 10 tot 30 uur per maand. Partijen twisten over de vraag of deze arbeidsovereenkomst is geëindigd in 1999. Werknemer heeft tot en met februari 2006 op grond van dit dienstverband maandelijks loon ontvangen. Op 1 april 1999 is werknemer in dienst getreden van TLMG tegen een salaris van € 1.681,69 voor 40 uur per week in de functie van ondernemingsassistent/hoofd automatisering. In maart 2006 heeft werknemer zich ziek gemeld. TLMG heeft loondoorbetaling tijdens ziekte gestaakt. Werknemer heeft de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd tegen 2 oktober 2006, mede omdat salarisbetaling door TLMG uitbleef. Thans vordert werknemer het resterende loon. Werkgever vordert terugbetaling van het loon uit het dienstverband met VCMG wegens onverschuldigde betaling.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Allereerst stelt hij vast dat onbetwist is gebleken dat werknemer zich in maart 2006 had ziek gemeld. Dat werkgever eerst in september de arboarts inschakelt, komt voor rekening van werkgever. In de periode daarna hoefde werknemer niet te komen werken van werkgever, dan wel was werknemer gerechtigd zijn arbeidsprestatie op te schorten wegens onvolkomen loonbetalingen van werkgever. De loonvordering van werknemer is derhalve op grond van artikel 7:629 en 7:628 BW toewijsbaar. Met betrekking tot de onverschuldigde loonbetalingen door VCMG overweegt de kantonrechter het volgende. Het is mogelijk dat VCMG, zoals zij stelt, zich niet heeft gerealiseerd dat nog een dienstverband bestond tussen haar en werknemer en dat op grond daarvan maandelijks loonbetalingen werden gedaan. Gelet op het voorgaande had het echter op de weg van VCMG gelegen om zich hiervan bewust te zijn, nu zij toegang had tot alle informatie waar dit uit blijkt en het in beginsel voor haar rekening en risico komt als zij geen correcte administratie voert. Nu voorts is gebleken dat werknemer ook na 1 april 1999 werkzaamheden voor of ten behoeve van VCMG heeft verricht, acht de kantonrechter de loonbetalingen niet onverschuldigd betaald. De opzegging van werknemer is rechtsgeldig, waardoor VCMG noch TLMG recht heeft op gefixeerde schadevergoeding. De vordering van VCMG wordt derhalve afgewezen.