Naar boven ↑

Rechtspraak

Bij tussen partijen gewezen en uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 31 december 2008 heeft de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht, in conventie de maatschap veroordeeld om aan Z € 134.516,93 bruto te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente ter zake van achterstallig loon c.a., en in reconventie Z veroordeeld tot betaling aan de maatschap van schadevergoeding, nader op te maken bij staat. De schadeposten, waar de maatschap meent recht op te hebben, worden door haar (thans) begroot op € 67.597,12 (geïnde omzet Belgische patiënten), € 66.205,- (niet aan de maatschap opgegeven omzet) en € 8.400 (gefixeerde schadevergoeding), totaal € 142.202,12, te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering is deels onderbouwd aan de hand van een accountantsrapport. De voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht heeft bij beschikking van 21 januari 2009 het verzoek van de maatschap tot het leggen van conservatoir beslag onder zichzelf afgewezen. Volgens de maatschap heeft de voorzieningenrechter dit beslag ten onrechte afgewezen op de enkele grond dat de maatschap een schadestaatprocedure had gevorderd (en daarmee de omvang van de vordering nog niet vast zou staan).

Het hof oordeelt als volgt. Hetgeen de voorzieningenrechter overweegt met betrekking tot de schadestaatprocedure berust op een onjuiste rechtsopvatting. De omstandigheid dat een eiser verwijzing naar de schadestaatprocedure vordert hoeft niet te betekenen dat de hoogte van de vordering niet vaststaat of nog niet door de rechter zou kunnen worden vastgesteld (als daarvoor aanleiding bestaat). Het kan procesbeleid van de eiser zijn om eerst een beslissing over andere aspecten van het geschil uit te lokken, alvorens het debat over de exacte hoogte van de vordering aan te gaan. Uit deze handelwijze van de maatschap in het bodemgeding kan dan ook niet worden afgeleid dat de tegenvordering niet summierlijk vaststaat. De omstandigheid dat de kantonrechter geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om de schade aanstonds te begroten betekent dan ook niet dat er geen vordering vaststaat. Gelet op de hiervoor geciteerde passage staat voorshands in voldoende mate vast dat de maatschap een vordering heeft op Z. Met een beroep op onder meer de beslagsyllabus, geplaatst op rechtspraak.nl, stelt Z dat het verlof moet worden afgewezen omdat het ertoe strekt de executie van de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling in conventie te frustreren. Inderdaad zal een eigenbeslag dat ertoe dient om de executie van een veroordeling tot betaling van een geldsom te frustreren in beginsel dienen te worden afgewezen. Derhalve moet worden onderzocht of er termen zijn af te wijken van dit beginsel. Dit is het geval. Daaromtrent overweegt het hof als volgt. De voorzieningenrechter heeft in dit verband gewezen op het arrest Ritzen/ Hoekstra. Daarin (en ook in latere arresten van de Hoge Raad) is aanvaard dat schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis onder meer mogelijk is indien de rechter van oordeel is dat de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad, misbruik maakt van de bevoegdheid tot executie. In het onderhavige geval is niet alleen sprake van een gepretendeerde tegenvordering van de maatschap maar bestaat er tevens van een reconventionele uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling, namelijk die tot verwijzing naar de schadestaatprocedure. Ten aanzien van de hoogte van die vordering heeft de maatschap, voor het kader van dit verlof, summierlijk toereikend gesteld dat die veroordeling zal leiden tot een betalingsverplichting in de orde van grootte van de veroordeling in conventie. Voorshands, totdat omtrent de hoogte van de reconventionele vordering anders is beslist, moet het er derhalve voor worden gehouden dat de conventionele en de reconventionele veroordelingen tegen elkaar wegvallen. In dat licht neemt het hof voorshands aan dat executie van de veroordeling in conventie misbruik van bevoegdheid oplevert. Het hof meent op vorenstaande gronden dat het beslagverlof kan worden verleend. Het hof ziet aanleiding om het verlof uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.