Naar boven ↑

Rechtspraak

Eiser vordert naleving van de managementovereenkomst. De grondslag van de vorderingen van eiser is dat de rechtsverhouding tussen partijen voortduurt en dat daarom betaling door Marpro c.s. plaats moet vinden. Het is daarom aan Marpro c.s. feiten en omstandigheden en zonodig aannemelijk te maken ter onderbouwing van haar verweer dat het statutair bestuurderschap en de managementovereenkomst rechtsgeldig zijn beëindigd. Marpro c.s. hebben gewezen op drie besluiten waarop de door haar gestelde beëindiging kan worden gebaseerd. Het betreft het besluit van de AvA van 8 juli 2008, het besluit van de president-commissaris van 8 juli 2008 en het bestuursbesluit van 23 september 2008. Het AvA-besluit van 8 juli 2008 kan niet strekken tot onderbouwing van de stelling van Marpro c.s. Marpro c.s. hebben ter zitting erkend dat per abuis is aangenomen dat de heren B en C, die het besluit hebben genomen de AvA van Marpro vormden. Hieruit volgt dat het besluit niet door de AvA en derhalve onbevoegd is genomen en geen rechtsgevolg heeft. Evenmin heeft het besluit beëindiging van de managementovereenkomst tot gevolg gehad. De voorzieningenrechter overweegt dat uit de inhoud en strekking van het besluit valt op te maken dat is beoogd een einde te maken aan het statutair bestuurderschap van eiser. Dit hebben Marpro c.s. ter zitting bevestigd. Aan het besluit van de President-commissaris van 8 juli 2008 hebben Marpro c.s. ten grondslag gelegd dat deze de bevoegdheid tot besluitvorming ontleende aan het feit dat er sprake was van een tegenstrijdig belang als bedoeld in artikel 2:256 BW en artikel 15 lid 2 van de statuten. De voorzieningenrechter is met eiser van oordeel dat de tegenstrijdig belangregeling betrekking heeft op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de bestuurder(s) van de vennootschap. Anders dan Marpro c.s. veronderstellen, heeft deze bevoegdheid geen betrekking op een situatie als de onderhavige. De bevoegdheid tot ontslag van eiser als bestuurder kwam immers niet toe aan de (overige) bestuurders maar aan de AvA van Marpro. Een tegenstrijdig belang situatie als bedoeld in de genoemde artikelen doet zich hier daarom niet voor. Gelet daarop was de President-commissaris dan ook niet bevoegd tot ontslag van eiser. Voor dit oordeel wordt bevestiging gevonden in het bestuursbesluit van 23 september 2008, waarin is vermeld dat de President-commissaris heeft gemeend dat hij in deze bevoegd was. Voorshands luidt de slotsom dat het besluit niet het einde van het statutair bestuurderschap van eiser tot gevolg heeft gehad.

Vordering van eiser wordt toegewezen.