Rechtspraak
Werkneemster (54 jaar) is op 1 november 1990 in dienst getreden van (een rechtsvoorgangster van) Lampenier. Zij was laatstelijk werkzaam als filiaalhouder. Op 31 mei 2006 vraagt Lampenier toestemming aan de CWI de arbeidsovereenkomst met werkneemster en haar collega op te zeggen. Aanleiding is het voornemen tot sluiting van het desbetreffende filiaal wegens jarenlange verliesgevendheid. Volgens werkneemster is de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk opgezegd. Zij vordert een schadevergoeding conform de kantonrechtersformule met C=1,25. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Lampenier heeft binnen de grenzen van de wet de beleidsvrijheid om over te gaan tot sluiting van een vestiging. Als dit wordt gedaan op grond van verliesgevende resultaten gedurende een reeks van jaren, kan dit niet worden aangemerkt als een onredelijke beslissing. Er is derhalve geen sprake van een valse of voorgewende reden. Ten aanzien van het ‘gevolgencriterium’ oordeelt het hof als volgt. Werkneemster stelt ten aanzien van de gevolgen die het ontslag voor haar heeft dat er voor haar niet zonder meer gelijkwaardige banen aanwezig zijn, gelet op haar leeftijd en geringe opleiding. Werkneemster laat echter na deze stelling ook maar enigszins te onderbouwen bijvoorbeeld door te stellen welke pogingen zij gedurende de opzegtermijn van bijna vijf maanden die in acht is genomen, heeft ondernomen om een andere gelijkwaardige betrekking te vinden. Zij stelt enkel te hebben geïnformeerd bij de franchisenemer van Lampenier in vestigingsplaats C. Voorts wordt door haar geen enkel inzicht gegeven in de (financiële) gevolgen die het ontslag voor haar heeft. Gelet op dit gebrek aan onderbouwing, kan het hof niet aannemen dat de gevolgen van het ontslag voor haar te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Lampenier bij de opzegging, te weten de sluiting van een verliesgevende vestiging teneinde de continuïteit van de onderneming te waarborgen. Het feit dat werkneemster gedurende 16 jaar goed heeft gefunctioneerd is weliswaar een omstandigheid waarmee het hof bij de beoordeling rekening houdt, maar weegt onvoldoende zwaar om ingeval van een sterk verliesgevende situatie van de werkgeefster, zoals hier het geval is, te oordelen dat zonder het treffen van een financiële voorziening voor werkneemster het ontslag als kennelijk onredelijk moeten worden aangemerkt. Het hof neem hierbij tevens in aanmerking dat er een opzegtermijn van 5 maanden in acht is genomen.
Volgt bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter.