Rechtspraak
Werknemer is op 1 oktober 2007 in dienst getreden van Rabobank als ‘Trainee Intern Accountmanager Zakelijke relaties’ bij de afdeling Rabobank Connect. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de bepaalde tijd van een jaar. In de arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van de Rabobank-CAO van toepassing verklaard. Partijen zijn een proeftijd van twee maanden overeengekomen. Op 30 november 2007, derhalve vóór het verstrijken van de bedongen proeftijd, heeft werknemer de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd. Rabobank heeft het aan werknemer op grond van de arbeidsovereenkomst nog toekomende bedrag van € 1.762,90 aan onkostenvergoeding, vergoeding voor opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen, vakantiebijslag en dertiende maand (pro rata), verrekend met de kosten van de opleiding die werknemer gehouden was te volgen, op basis van voorcalculatie bepaald op € 4.500. Volgens werknemer is het studiekostenbeding nietig. Er wordt immers niet voorzien in een glijdende schaal binnen het jaarcontract. Daarnaast acht werknemer een studiekostenbeding in strijd met het proeftijdbeding. Het beroep op een proeftijdbeding wordt immers illusoir gemaakt door het studiekostenbeding.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het beroep dat werknemer op de nietigheid van het beding tot terugvordering van de studiekostenvergoeding heeft gedaan, wordt verworpen. Het beding voldoet in zoverre aan de daaraan te stellen eisen (vgl. Hoge Raad 10 juni 1983 NJ 1983,796), dat sprake is van een vermindering van de terugbetalingsverplichting van de werknemer naar evenredigheid van het voortduren van de arbeidsovereenkomst gedurende de tijd dat de werkgever baat heeft bij de door de werknemer in de opleiding verworven kennis en vaardigheden. Dat werknemer ervoor heeft gekozen niet zo lang in dienst van Rabobank te blijven dat hij van die vermindering heeft kunnen profiteren, maakt dit niet anders. Rabobank baseert zich voor haar bevoegdheid tot terugvordering van de studiekosten op de met werknemer gesloten studieovereenkomst en op de betreffende regeling in de van toepassing verklaarde Rabobank-CAO. Waar in de studieovereenkomst de terugvorderingsverplichting van werknemer summier staat omschreven, geeft artikel 8.5.5 van de CAO een uitgebreidere regeling van het recht op terugvordering. De studieovereenkomst en de CAO-bepaling dienen daarom in hun onderlinge samenhang te worden beschouwd, en de uitleg van de terugvorderingsregeling, zoals in de studieovereenkomst genoemd en in de CAO nader uitgewerkt, behoort te geschieden overeenkomstig de zogenoemde ‘CAO-norm’. Uit het voorgaande vloeit voort dat het bij de beantwoording van de vraag of Rabobank gerechtigd is opleidingskosten terug te vorderen, gezien de bewoordingen van de betreffende CAO-regeling, niet zozeer aankomt op het tijdstip van beëindiging van de arbeidsovereenkomst - voorafgaand aan of na het verstrijken van de bedongen proeftijd - doch dat daarvoor de aard van de betreffende opleiding beslissend is. Ofschoon die situatie zich niet vaak zal voordoen, is niet uitgesloten dat een nieuwe werknemer reeds in de proeftijd een carrièregerichte opleiding gaat volgen. Terugvordering van de daaraan verbonden kosten behoort dan in beginsel tot de mogelijkheden, óók indien de werknemer vervolgens in de proeftijd opzegt. Gezien het carrièregerichte karakter van de opleiding, waarbij ook de werknemer zelf is gebaat, staat hieraan het wezen van de proeftijd niet dan onder bijzondere omstandigheden in de weg. Meestentijds echter zal, zoals ook in de onderhavige situatie het geval was, de opleiding die een nieuwkomer in de werkorganisatie gaat volgen, niet primair op diens carrière(perspectieven) zijn gericht, maar (mede of voornamelijk) ten doel hebben hem in de verschillende aspecten van de werkorganisatie in te voeren. De daarvoor toegekende studiekostenvergoeding kan, gezien de bewoordingen van de Rabobank-CAO, in beginsel niet van hem worden teuggevorderd of met hem worden verrekend, óók niet als de arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de proeftijd voortduurt. De vordering van Rabobank wordt afgewezen.