Rechtspraak
Werknemer vordert achterstallig loon van werkgever. Namens werkgever voert de heer K verweer.
Uit de door werknemer bij dagvaarding gevoegde producties blijkt dat hij als enig bestuurder van werkgever is ingeschreven in het handelsregister. Daardoor heeft de kantonrechter ambtshalve de vraag te beantwoorden of werkgever met de heer K op rechtsgeldige wijze in deze procedure is verschenen. Uit voormeld uittreksel uit het handelsregister blijkt dat de aandelen in werkgever worden gehouden door de besloten vennootschap X. Bestuurder van die vennootschap, zo blijkt uit een ander uittreksel uit het handelsregister, is de heer K. Het enkele feit dat de heer K bestuurder is van de moedermaatschappij van werkgever creëert geen bevoegdheid om werkgever te vertegenwoordigen. Op de vraag of de heer K zijn bevoegdheid om namens werkgever op te treden, kan onderbouwen en aantonen, heeft hij meegedeeld dat zijn verschijning niet berust op een daartoe genomen besluit van de vergadering van aandeelhouders van werkgever. Gesteld noch gebleken is dat werkgever een raad van commissarissen kent als bedoeld in artikel 2:250 BW en evenmin of de heer K daarvan deel uitmaakt. Voorts is gesteld noch gebleken dat het optreden van de heer K moet worden aangemerkt als een zaakwaarneming als bedoeld in artikel 6:198 BW ten behoeve van werkgever. Tot slot staat het bepaalde in artikel 2:256 BW er aan in de weg dat werkgever geacht moet worden met werknemer te zijn verschenen, nog daargelaten de omstandigheid dat werknemer omstandig heeft aangevoerd dat hij geen ‘echt’ statutair bestuurder is of is geweest.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat werkgever niet rechtsgeldig in deze procedure is verschenen en dat wat door de heer K is aangevoerd, niet kan worden aangemerkt als namens werkgever te zijn verwoord, zodat zulks zonder betekenis is. Aangezien moet worden aangenomen dat werkgever niet rechtsgeldig is verschenen, heeft dit tot gevolg dat de vordering jegens werkgever bij verstek zal worden afgedaan en worden toegewezen.