Rechtspraak
Werknemer (46 jaar) is op 1 september 1978 in dienst getreden van Koninklijke Sanders en was laatstelijk werkzaam als linefeeder. Vanaf 2003 is werknemer uitgevallen wegens arbeidsongeschiktheid. Werknemer heeft in 2007 geen gehoor gegeven aan een oproep tot werkhervatting waarna hij op staande voet is ontslagen. De kantonrechter heeft bij vonnis van 22 mei 2008 het aan werknemer gegeven ontslag op staande voet nietig verklaard, nu het aan werknemer vanwege psychische problematiek niet kan worden verweten dat hij zijn werkzaamheden op 17 september 2007 niet heeft hervat. Werknemer heeft tegen deze beslissing appel ingesteld voor wat betreft de afwijzing van de vordering tot doorbetaling van het salaris. Koninklijke Sanders heeft inmiddels de CWI verzocht de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen tegen 31 maart 2009 wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Werknemer verzoekt thans voorwaardelijk ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewijzigde omstandigheden. Aan dit verzoek legt werknemer ten grondslag dat hem zodoende de rechtsgang van kennelijk onredelijk ontslag wordt bespaard.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Voorop moet worden gesteld dat een werknemer ingevolge artikel 7:685 BW “te allen tijde” om ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan verzoeken. Het feit dat reeds vaststaat dat het dienstverband uiterlijk 1 april 2009 zal eindigen staat aan de ontvankelijkheid van het verzoek dan ook niet in de weg. Dat neemt niet weg dat voor ontbinding slechts plaats is na verandering van omstandigheden van dien aard dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve direct of na korte termijn behoort te eindigen. Daarvan is de kantonrechter niet gebleken. Dat voor werknemer een ontslagvergunning is aangevraagd en verkregen en dat Koninklijke Sanders de arbeidsovereenkomst met werknemer tegen 1 april 2009 heeft opgezegd zonder aan [verzoeker] een vergoeding aan te bieden zodat vaststaat dat de arbeidsovereenkomst tegen voornoemde datum eindigt, is weliswaar een verandering van omstandigheden, maar zonder bijkomende omstandigheden niet van dien aard dat daarom de arbeidsovereenkomst vóór1 april 2009 zou dienen te eindigen. Hoewel de kantonrechter de wens van werknemer om snel duidelijkheid te krijgen over een eventueel toe te kennen vergoeding niet onbegrijpelijk vindt, valt zo'n wens niet aan te merken als een verandering van omstandigheden die - op zichzelf beschouwd - ontbinding rechtvaardigt.
Volgt afwijzing verzoek.