Rechtspraak
Werkneemster is op basis van een arbeidsovereenkomst op 1 april 2007 als secretaresse in dienst getreden van Maser Engineering. Zij woont in Ahaus-Ottenstein in Duitsland. Maser Engineering is gevestigd te Enschede. Tussen partijen is een conflict ontstaan waardoor Maser een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter in Nederland wil indienen. Werkneemster wil niet meewerken aan forumkeuze. Bijgevolg staakt Maser de loondoorbetaling aan werkneemster, zodat zij een loonvordering moet instellen bij de Nederlandse kantonrechter. Maser is de mening toegedaan dat een verzoek tot ontbinding vervolgens kan worden beschouwd als een tegenverzoek als bedoeld in artikel 20 lid 2 EEX-Vo. Werkneemster houdt vast aan de tekst van artikel 20 lid 1 van de EEX-Vo. en stelt dat de handelwijze van Maser Engineering misbruik van procesrecht inhoudt.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Weliswaar zijn de kort gedingprocedure en de ontbindingsprocedure gelijktijdig behandeld, maar dat betekent niet dat deze twee geheel verschillende procedures één geheel zijn geworden. In tegenstelling tot een voorlopige voorziening in kort geding gegeven, heeft een beschikking op een verzoek ex artikel 7: 685 BW een declaratoir karakter en kan daartegen geen hoger beroep of cassatie worden ingesteld. Artikel 20 lid 2 EEX-Vo. regelt de mogelijkheid van het instellen van een eis in reconventie. De kantonrechter zal zich onbevoegd verklaren van het verzoekschrift van Maser Engineering kennis te nemen. Het door werkneemster aanhangig gemaakte kort geding schept geen competentie als door Maser Engineering naar voren is gebracht.
Volgt afwijzing verzoek.