Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is op 1 juli 2002 bij Autoshop in dienst getreden in de functie van verkoper en inbouwer. Zij salaris bedroeg laatstelijk € 1.785. Autoshop exploiteert een bedrijf dat zich bezighoudt met de verkoop van autoaccessoires, zoals stereoapparatuur en telecommunicatiemiddelen en aanverwante artikelen, de inbouw en het onderhoud daarvan, alsmede met de verkoop van mobiele telefoons, accessoires en abonnementen daarvoor. In de in 2004 ondertekende arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. Werknemer heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd met ingang van 1 juli 2008. Hij wenst per die datum een arbeidsovereenkomst aan te gaan met The Phone House, alwaar hij de functie van manager repair centre kan gaan vervullen tegen een bruto maandloon van € 2.395,00. Thans verzoekt werknemer schorsing van het concurrentiebeding. Werknemer voert aan dat Autoshop een automaterialenhandel is. The Phone House is geen automaterialenhandel, maar houdt zich slechts bezig met de verkoop van telecommunicatieapparatuur en abonnementen daarvoor. Volgens werknemer mag hij niet in dienst reden bij een bedrijf dat activiteiten verricht soortgelijk aan de (dus àlle) activiteiten die Autoshop uitoefent. Mobiele telefonieactiviteiten zijn slechts een onderdeel van de totale activiteiten van Autoshop. The Phone House daarentegen houdt zich alleen maar bezig met de detailhandel in telecommunicatie, zoals blijkt uit de omschrijving van het bedrijf in het handelsregister. Werknemer stelt dat hij het beding destijds aldus heeft begrepen dat hij niet bij een andere automaterialenhandel werkzaam mag zijn. Als hij had geweten dat de reikwijdte van het beding verder zou strekken dan de automaterialenhandel en ook de strekking zou hebben dat hij niet bij een andere werkgever in dienst mag treden die zich (slechts) bezighoudt met één van de activiteiten waarop Autoshop zich gericht, zou hij het concurrentiebeding niet hebben ondertekend. De voorzieningenrechter heeft de vordering van werknemer afgewezen.

Het hof oordeelt als volgt. Bepalend voor de uitleg van een concurrentiebeding in de verhouding tussen werkgever en werknemer is de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de betreffende bepaling mochten toekennen, en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, mits zulks, vanwege het schriftelijkheidsvereiste dat ter bescherming van de werknemer strekt, in overeenstemming is met de tekst van het beding. In aanmerking genomen het feit dat werknemer twee jaar na indiensttreding uitdrukkelijk heeft ingestemd met het aangaan van het concurrentiebeding, kan werknemer in redelijkheid niet betogen dat hij niet wist waartoe hij zich verbond. De stelling van werknemer dat het beding de strekking heeft dat hem uitsluitend wordt verboden om in dienst te treden bij een bedrijf dat àlle activiteiten van Autoshop uitoefent, is een te beperkte en niet voor de hand liggende uitleg van het beding. Het hof is voorshands van oordeel dat een redelijke uitleg van het beding inhoudt dat ook indiensttreding bij een bedrijf dat activiteiten ontplooit die soortgelijk zijn aan een niet onbelangrijk onderdeel van de activiteiten van Autoshop onder de werking van het beding valt. Autoshop heeft gesteld dat de verkoop van mobiele telefoons een belangrijk onderdeel is van haar activiteiten hetgeen ook in rechte is komen vast te staan. De eerste grief wordt verworpen.

Werknemer heeft voorts een beroep op artikel 7:653 lid 2 BW gedaan. Het hof oordeelt als volgt. Autoshop heeft een te respecteren belang bij de bescherming van zijn bedrijfsdebiet, met name nu de winkels van The Phone House en van Autoshop beide in dezelfde vestigingsplaats zijn gesitueerd. Hier staat tegenover dat werknemer zo min mogelijk beperkt dient te worden in zijn recht op vrije arbeidskeuze en een niet gering financieel belang heeft bij indiensttreding bij The Phone House, waar hij ruim € 600 per maand meer kan verdienen dan bij Autoshop, en zich tevens kan toeleggen op reparatiewerkzaamheden. Gelet op de aard van de branche, waarin immers alle gevoerde en concurrerende prijzen van mobiele telefonie algemeen bekend zijn via het Internet, is het hof voorshands van oordeel dat het bedrijfsdebiet van Autoshop voldoende wordt beschermd bij een concurrentiebeding met een duur van enkele maanden. Daaraan doet niet af dat werknemer gedurende vele jaren “een van de gezichten” is geweest van het bedrijf van Autoshop. Autoshop moet worden geacht in enkele maanden een adequate vervanger voor werknemer te kunnen vinden en aldus zijn klanten te behouden. Het feit dat werknemer voor een belangrijke omzet zorgde bij Autoshop is geen argument voor handhaving van het concurrentiebeding. Aldus oordeelt het hof voorshands dat bij een afweging van de belangen werknemer onbillijk wordt benadeeld in de zin van artikel 7:653 lid 2 BW, indien het concurrentiebeding een langere duur zou hebben dan enkele maanden. Het concurrentiebeding zal dan ook per direct worden geschorst. Dit kan niet met terugwerkende kracht, zodat de schorsing in werking treedt op de datum waarop dit arrest wordt uitgesproken.

  • Wetsartikelen: 7:653 BW
  • Onderwerpen: Uitleg
  • Trefwoorden: Schorsing concurrentiebeding, Recht op vrije arbeidskeuze, Geen terugwerkende kracht, Belangenafweging, Uitleg concurrentiebeding en Haviltex