Rechtspraak
FNV Bondgenoten heeft een staking aangezegd in verband met vastgelopen onderhandelingen met de Schoonmaakbedrijven inzake een aantal arbeidsvoorwaarden na heraanbesteding door Schiphol. In dit geval stellen de Schoonmaakbedrijven als meest verstrekkende grond voor hun vordering (stakingsverbod), dat de door FNV Bondgenoten aangezegde stakingsactie geen belangengeschil betreft als bedoeld in artikel 6 lid 4 ESH, zodat de actie volgens hen reeds om die reden onrechtmatig is. Volgens de Schoonmaakbedrijven ziet de stakingsactie voor een groot deel op eisen van FNV Bondgenoten betreffende voorzieningen op de werkplek. Deze voorzieningen kunnen zij niet zelf verstrekken; het is aan Schiphol om daarvoor te zorgen, aldus de Schoonmaakbedrijven. Voorts betreft het volgens de Schoonmaakbedrijven een CAO-geschil. Volgens de cao moeten dergelijke geschillen aan een commissie worden voorgelegd, hetgeen niet is gebeurd. Centraal staat de vraag of deze staking rechtmatig is.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. De voorzieningenrechter is van mening dat wel degelijk sprake is van een belangengeschil. Voor slechts een klein onderdeel van de vorderingen van FNV is medewerking van Schiphol noodzakelijk. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat de overige vorderingen het minimumkarakter van de cao ontstijgen, waardoor verplichte voorlegging aan een cao-commissie niet noodzakelijk is. In zoverre valt de staking onder artikel 6 ESH. Vervolgens wordt onderzocht of de overige eisen van het ESH in acht zijn genomen. Volgens de rechter is sprake van een ultimum remedium-situatie en is de aanzegging niet te kort. Voorts is toetsing aan artikel G ESH van belang. Ter zitting is gebleken dat één van de Schoonmaakbedrijven, naast schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden, ook zogeheten security checks in vliegtuigen uitvoert, die onder meer bestaan uit het controleren van zwemvesten. Een vliegtuig mag volgens de Schoonmaakbedrijven niet vertrekken als deze security checks niet zijn uitgevoerd. FNV Bondgenoten heeft daarop toegezegd in dat geval haar leden te zullen oproepen om de desbetreffende werkzaamheden uit te voeren en om te zorgen dat daarvoor voldoende mensen en middelen beschikbaar zijn. Er bestaat geen grond om aan deze toezegging van FNV Bondgenoten te twijfelen en ook niet om te betwijfelen of aan die oproep van FNV Bondgenoten zal worden voldaan. Ten aanzien van de overige werkzaamheden hebben de Schoonmaakbedrijven gesteld dat de stakingsactie buitenproportionele schade voor henzelf en voor derden tot gevolg zal hebben en dat reizigers en andere aanwezigen op de luchthaven van die actie onaanvaardbare hinder of overlast zullen ondervinden. Door de aard van de werkzaamheden ontstaat voorts een gevaar voor de veiligheid en de gezondheid, met name de hygiëne, aldus de Schoonmaakbedrijven. De gestelde schade voor de Schoonmaakbedrijven zelf dient buiten beschouwing te blijven. Het gaat hier om een werkstaking van het normale type, dat wil zeggen een staking die zich richt en zich keert tegen de Schoonmaakbedrijven als werkgevers. Het toebrengen van schade is daarbij wezenlijk voor het hanteren van het stakingswapen en wordt dan ook gedekt door het recht van artikel 6 lid 4 ESH. De Schoonmaakbedrijven vallen dan niet onder de in artikel G ESH bedoelde “anderen”. Dit kan anders zijn in geval van misbruik van het stakingsrecht, doch hiervan is niet gebleken. Het enkele feit dat de dreigende schade zeer groot zou kunnen zijn, maakt de actie nog niet onrechtmatig. De Schoonmaakbedrijven hebben het als werkgevers immers in hun macht om de dreigende schade te voorkomen door het inwilligen van de gestelde eisen. Een en ander heeft ook te gelden voor de schade die de Schoonmaakbedrijven zullen lijden doordat zij aangesproken zullen worden voor de schade die voor Schiphol als hun opdrachtgever zal ontstaan. Ten aanzien van de gestelde hinder dan wel overlast voor reizigers en andere aanwezigen op de luchthaven is allereerst van belang dat - volgens de onweersproken stelling van FNV Bondgenoten - op de luchthaven omstreeks 1000 schoonmaakwerknemers werkzaam zijn, van wie ongeveer de helft lid is van FNV Bondgenoten. Van deze helft zal naar verwachting weliswaar een groot deel aan de staking deelnemen, doch ook dan is niet aannemelijk dat de schoonmaakwerkzaamheden op de luchthaven door de staking geheel en al komen stil te liggen. Wel moet worden aangenomen dat reizigers en andere aanwezigen op de luchthaven hinder dan wel overlast zullen ondervinden, met name doordat de toiletten minder schoongemaakt zullen worden. Ook kan worden aangenomen dat door een verminderde schoonmaak van de toiletten een situatie kan ontstaan, die door Schiphol, gezien de reputatie van haar luchthaven, onaanvaardbaar wordt geacht, doch dat betekent voorshands nog niet dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel G ESH, dat wil zeggen een zodanige inbreuk op de rechten van Schiphol, dat beperking van de stakingsactie maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zou zijn. Dat door de verminderde schoonmaak van de toiletten gevaar voor de veiligheid of de gezondheid zou ontstaan, hebben de Schoonmaakbedrijven weliswaar gesteld, doch zij hebben dit niet of onvoldoende onderbouwd.
Het gevorderde stakingsverbod wordt afgewezen.