Rechtspraak
Werknemer is sinds 15 oktober 1986 in dienst van (de rechtsvoorgangster van) Arbo Unie, thans in de functie van bedrijfsarts. Zijn huidig salaris bedraagt € 5.386 bruto per maand, met daarnaast een persoonlijke toeslag van € 2.037. Vanaf 2000 verricht werknemer extra werkzaamheden ten behoeve van bedrijf A. Met de toenmalig leidinggevende is afgesproken dat werknemer hiervoor een tijdelijk toelage van 10% krijgt toegekend ter compensatie van het niet opbouwen van verlofdagen en extra werk. Nadat in 2004 de werkzaamheden ten behoeve van bedrijf A zijn geëindigd, blijft werknemer nog een aantal jaren de toeslag ontvangen. Vanaf 2007 wordt de toeslag niet meer uitgekeerd. Werknemer vordert een verklaring voor recht dat hij recht heeft op deze toeslag omdat het onderdeel is gaan uitmaken van zijn primaire arbeidsvoorwaarden welke niet eenzijdig door de werkgever gewijzigd mochten worden.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Dat Arbo Unie bij de terugkerende afspraken over deze toeslag op het salaris voor extra werkzaamheden, die in 2007 het zevende jaar zouden ingaan, telkens vermeldde dat het om een tijdelijke afspraak ging, brengt, met de geschetste voorgeschiedenis, niet als vanzelfsprekend mee dat Arbo Unie die afspraken eenzijdig en plotseling in april 2007 kon beëindigen, met als argument financieel/economische redenen en verminderd werkaanbod. Dat er minder werkaanbod was, was in augustus 2004 al bekend, maar desondanks heeft Arbo Unie in 2005 en 2006 met werknemer nieuwe afspraken gemaakt over extra targets. Zo'n plotselinge eenzijdige beëindiging is niet in overeenstemming met de eisen van goed werkgeverschap. De kantonrechter zal daarom voor recht verklaren dat Arbo Unie de toeslag niet per 1 april 2007 eenzijdig had mogen beëindigen. De volgende vraag is of werknemer recht heeft op, zoals door hem in de vorm van een verklaring voor recht gevorderd, een voortzetting van deze extra toeslag vanaf 1 april 2007. Die vraag moet de kantonrechter, daar waar werknemer een ongeclausuleerde voortzetting vordert, negatief beantwoorden. De toeslag is geen definitief bestanddeel van zijn salaris geworden. In zoverre wordt de vordering afgewezen. Dit betekent echter niet dat werknemer geen recht meer zou kunnen laten gelden op de extra toeslag voor extra werkzaamheden na 1 april 2007, in enige omvang gedurende enige periode, maar dat is door hem niet gevorderd. De kantonrechter kan niet de gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van de ongeclausuleerde voortzetting van de toeslag vanaf 1 april 2007 afwijzen en vervolgens op eigen initiatief een andere beslissing geven. Dan zou zij buiten de grenzen van de rechtsstrijd treden en dat mag zij niet (artikel 24 Rv) werknemer en Arbo Unie zullen nu wellicht nader overleg gaan voeren. In een poging in dat geval voor hen een tweede gang naar de rechter te voorkomen, overweegt de kantonrechter ten overvloede dat een voortzetting van de extra toelage gedurende een periode van twee jaar, gerekend vanaf april 2007 haar, in de gegeven omstandigheden, waaronder de voorgeschiedenis èn de - aannemelijke - gevolgen voor Arbo Unie van de economische teruggang, in overeenstemming met de eisen van goed werkgeverschap voorkomt.