Naar boven ↑

Rechtspraak

Kern

Werknemer (61 jaar) is op 6 augustus 2007 voor bepaalde tijd (één jaar) als internationaal chauffeur bij werkgever in dienst getreden. Per 6 augustus 2008 is de arbeidsovereenkomst voortgezet. Dit wederom voor de duur van één jaar. Werknemer heeft op 16 januari 2009 een door werkgever opgestelde beëindigingsovereenkomst ondertekend. In deze overeenkomst is bepaald dat de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst eindigt per 11 februari 2009. Nadat werknemer contact heeft opgenomen met de FNV stelt werknemer zich op het standpunt dat de werkgever hem niet aan deze beëindigingsovereenkomst kan houden op grond van artikel 7:611 BW. Werkgever verzoekt voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Werknemer heeft een zelfstandig tegenverzoek ingediend.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Ten aanzien van het voorwaardelijke verzoek van de werkgever oordeelt de kantonrechter dat hij niet bevoegd is kennis te nemen van het verzoek. Zoals door partijen is aangegeven is ingevolge het bepaalde in artikel 7:685 lid 3 BW jo. de artikelen 99 en 100 Rv relatief bevoegd de kantonrechter van de woonplaats van de verweerder. Mede bevoegd is de kantonrechter van de plaats waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht. Werknemer woont binnen het rechtsgebied van de sector kanton, locatie Venlo van de rechtbank Roermond. Gelet op hetgeen partijen ter zake het werk dat werknemer verricht (internationaal vrachtwagenchauffeur) ter zitting hebben verklaard, moet worden aangenomen dat werknemer zijn werk in elk geval niet gewoonlijk verricht in de nabijheid van de vestigingsplaats van zijn werkgever en dus ook buiten het rechtsgebied van de sector kanton, locatie Heerlen van de rechtbank Maastricht. Hieruit volgt dat de kantonrechter in de locatie Heerlen relatief onbevoegd is kennis te nemen van het voorwaardelijk verzoek van werkgever. Dit onderdeel van deze procedure wordt derhalve op de voet van het bepaalde in artikel 99 jo. 270 lid 1 Rv verwezen naar de rechtbank Roermond, sector kanton, locatie Venlo.

Ten aanzien van het zelfstandig tegenverzoek oordeelt de kantonrechter als volgt. Volgens werknemer is sprake van een ernstig verstoorde arbeidsrelatie die geheel is te wijten aan werkgever. De werkgever zou werknemer hebben geslagen of geschopt. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst, maar staat werknemer toe te bewijs dat hij daadwerkelijk is geschopt. Indien dat het geval is, ligt een vergoeding ten laste van werkgever in de rede.

Volgt aanhouding van de zaak.