Rechtspraak
Werknemers zijn in dienst van Maastricht Aachen Airport (MAA). Gedurende de tijd dat de luchthaven open is (van 6.00 uur tot 23.00 uur) dient de luchthaven te beschikken over een brandweerbezetting, waaronder begrepen een alarmbezetting. Tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden en tijdens de pauze vormen werknemers tevens genoemde brandweerbezetting die paraat moet zijn gedurende voormeld tijdvak. Zij werken daarom in ploegen zodanig dat tussen 6.00 uur en 23.00 uur steeds de vereiste bezetting beschikbaar is op de luchthaven. Met ingang van 1 januari 2006 heeft MAA besloten de pauze slechts voor de helft (15 minuten) te vergoeden als ware het werktijd via bijschrijving op de verlofkaart met dien verstande dat een bijzondere regeling geldt indien tijdens de pauze daadwerkelijk een alarmoproep plaatsvindt. Als gevolg daarvan verliezen werknemers bijna 8 (betaalde) verlofdagen per jaar. Werknemers vorderen dat de pauzetijd wordt aangemerkt als werktijd. De kantonrechter heeft het verzoek van werknemers afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Nu werknemers hun pauze van een half uur slechts kunnen nemen binnen de geschetste beperkingen (werknemers dienen aanwezig te zijn en in geval van noodoproep daadwerkelijk over te gaan tot werkzaamheden), moet ervan worden uitgegaan dat, ofschoon MAA van hen in de pauze niet de arbeidsprestatie verlangt die zij in hun werktijd moeten verrichten, werknemers in de pauze wél een arbeidsprestatie verrichten. De in de pauze van de werknemers verlangde arbeidsprestatie rechtvaardigt echter niet een beloning die gelijk of gelijkwaardig is aan het voor werktijd (gemiddeld 38 uur) overeengekomen loon, al daarom niet omdat het loon dat voor werktijd is overeengekomen, een vergoeding vormt voor een arbeidsprestatie van een andere inhoud en belasting. MAA heeft door verwijzing naar andere brandweerdiensten voldoende onderbouwd dat de door haar voorgestelde nieuwe pauzeregeling voorziet in een vergoeding die met inachtneming van de omstandigheden van het geval billijk is. Werknemers hebben geen feiten of omstandigheden aangevoerd die meebrengen dat een vergoeding van meer dan 50 % van de pauzetijd billijker is. Zij hebben ook geen vergelijkbare gevallen genoemd waarin een hogere vergoeding door de werkgever wordt gegeven. Werknemers hebben zich ook niet op het standpunt gesteld dat een vergoeding in de vorm van extra vrije tijd voor hen niet acceptabel is. Integendeel, hun primaire verzoek impliceert dat. Gezien het feit dat tot 1 januari 2006 een vergoeding van 100% voor de pauzetijd door MAA is aangehouden, is het hof met MAA van oordeel dat het in het kader van goed werkgeverschap wél past dat een overgangsregeling wordt toegepast voor de jaren 2006, 2007 en 2008, zoals MAA die op 11 december 2006 aan de bonden heeft voorgesteld.
Volgt vernietiging vonnis kantonrechter.