Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is sinds 1973 in dienst getreden van de rechtsvoorganger van UWV als arbeidsdeskundige. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO UWV van toepassing. Per 1 december 2005 maakt werknemer gebruik van het prepensioen. Onderdeel van zijn vergoeding tijdens het dienstverband bij het UWV was een vergoeding voor het gebruik van zijn privéauto. Werknemer vordert een verklaring voor recht dat de grondslag van het prepensioen (VUT) en het pensioen dient te worden gebaseerd op het brutosalaris van werknemer, inclusief de bedragen die aan hem werden betaald in het kader van het gebruik van de auto. Centraal staat de vraag of deze vergoeding is aan te merken als een ‘persoonlijke toeslag’ waarnaar in de CAO UWV en pensioen- en VUT-reglementen wordt verwezen. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer toegewezen.

Het hof oordeelt als volgt. De juiste uitlegmaatstaf is de zogenoemde CAO-norm. In deze reglementen staat opgenomen dat geen rekening wordt gehouden met bonussen en emolumenten tenzij sprake is van “oud recht toeslagen”, zijnde “vaste toeslagen die gelden voor medewerkers afkomstig uit de oude organisaties”. In dat overzicht wordt een vijftal “oud recht toeslagen” genoemd, waaronder de “persoonlijke toeslag”. Deze “persoonlijke toeslag” wordt omschreven als “een verzameling vaste toeslagen die ooit om bijzondere redenen aan individuele medewerkers zijn toegekend bij een van de oude organisaties”. Naar het oordeel van het hof is de autokostenregeling geen “vaste toeslag”. De betreffende regeling is namelijk, zoals UWV terecht opmerkt, een op zichzelf staande regeling van de kosten van het bezit en het gebruik van een auto ten behoeve van de uitoefening van de werkzaamheden, die niet gerelateerd is aan het loon. Tussen partijen staat vast dat de autokostenregeling werknemer jaarlijks meer geld opleverde dan hij aan zakelijke kilometers maakte. Ook als de kostenvergoeding een beloningscomponent bevat, omdat deze, zoals in casu, de zakelijk gemaakte autokosten overtreft, dan betekent dat nog niet dat daarmee de regeling het karakter krijgt van een toeslag. Daar komt nog bij dat er niet sprake is van een “persoonlijke toeslag”. Dat werknemer aanspraak had op de autokostenvergoeding, was niet op basis van een aan hem persoonlijk toegekend recht, maar vanwege zijn functie van arbeidsdeskundige. Vaststaat dat ten tijde van het in dienst treden van werknemer alle arbeidsdeskundigen (en trouwens ook alle verzekeringsartsen) deze autokostenvergoeding kregen als onderdeel van het arbeidsvoorwaardenpakket.

Volgt vernietiging van het vonnis van de kantonrechter en afwijzing van de vorderingen van werknemer.