Rechtspraak
Met ingang van 7 maart 2005 is werkneemster in dienst getreden bij Nij Smellinghe op basis van een leer/arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In de individuele arbeidsovereenkomst is het volgende studiekostenbeding opgenomen: Wanneer de arbeidsovereenkomst op verzoek van de medewerker korter dan 24 maanden na afsluiting van de opleiding wordt beëindigd, worden de opleidingskosten naar rato terugbetaald, tenzij er sprake is van beëindiging op medische gronden. Op 1 september 2007 heeft werkneemster haar diploma operatie assistent behaald. werkneemster heeft haar dienstverband met Nij Smellinghe opgezegd per 1 maart 2008 in verband met het aanvaarden van een betrekking elders. De restschuld van de studie bedroeg op dat moment € 17.016. Werkneemster heeft dit bedrag betaald. Zij stelt zich thans op het standpunt dat het studiekostenbeding in strijd met de cao is en daarom nietig. Derhalve heeft zij het genoemde bedrag onverschuldigd betaald en vordert dit bedrag daarom terug.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De kantonrechter is van oordeel dat uit de leden 1 en 2 van artikel 3.2.18 van de CAO, beschouwd in onderlinge samenhang, voortvloeit dat de werkgever jaarlijks -in overleg met de ondernemingsraad- een scholingsplan vaststelt. Onderdeel van dit scholingsplan is de faciliteitenregeling, waarin op grond van artikel 3.2.18 lid 5 onder meer dient te worden vastgelegd of -en zo ja, op welke wijze- reeds verstrekte vergoedingen door de werknemer dienen te worden terugbetaald. Hierbij is niet de beperking opgenomen dat deze terugbetalingsregeling niet (mede) betrekking kan hebben op de kosten van een opleiding die in opdracht van de werkgever wordt gevolgd. In zoverre werpt de CAO dan ook geen belemmering op voor de door Nij Smellinghe vastgestelde faciliteitenregeling, waarin is bepaald dat indien de arbeidsovereenkomst korter dan 24 maanden na voltooiing van de studie eindigt op verzoek van de werknemer, de betrokken werknemer gehouden kan worden de opleidingskosten naar rato terug te betalen. Dat in artikel 3.2.18 lid 6 CAO is bepaald dat de kosten van opleidingen die in opdracht van de werkgever worden gevolgd, volledig worden vergoed, betekent naar het oordeel van de kantonrechter voorts -anders dan door werkneemster is betoogd- slechts dat de werkgever er in een dergelijk geval niet voor kan kiezen om minder dan 100% van de kosten van de opleiding voor zijn rekening te nemen en deze geheel of gedeeltelijk door de weknemer te laten betalen. Dat de werkgever alle kosten van een in zijn opdracht door de werknemer gevolgde opleiding dient te vergoeden, laat echter onverlet dat in de faciliteitenregeling de terugbetaling van deze opleidingskosten kan worden geregeld.
Volgt afwijzing vordering werkneemster.