Rechtspraak
Werknemer is per 15 juli 1998 benoemd tot statutair directeur/bestuurder van PWS. In de op 20 augustus 1998 door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst is in artikel 7 bepaald dat werknemer zich zal gedragen als goed bestuurder en geen nevenwerkzaamheden zal verrichten. PWS is een woningbouwstichting en is eigenaresse van een groot aantal onroerende zaken die zij verhuurt. Uit dien hoofde koopt en verkoopt PWS geregeld onroerende zaken en initieert zij geregeld de ontwikkeling van projecten. In oktober 2005 heeft de FIOD onderzoek verricht naar onregelmatigheden bij bestuursleden van PWS. PWS heeft vervolgens onderzoek laten verrichten naar mogelijke benadeling door transacties van werknemer. PWS heeft werknemer op 7 februari 2006 op staande voet ontslagen wegens het plegen van fraude en het schenden van artikel 7 van de arbeidsovereenkomst. Werknemer zou zichzelf en anderen ten nadele van PWS hebben verrijkt. Zo was er sprake van doorleveringen, waarbij PWS een aanzienlijk hogere koopsom voor onroerend goed betaalde dan de verkoper zelf op de dag van levering of enkele dagen eerder had betaald. Soms werd zonder duidelijke reden een derde partij tussen de verkoper en koper geschoven. Het verschil tussen beide koopsommen werd vervolgens aan de verkoper in rekening gebracht, waarbij gebruik werd gemaakt van een aan werknemer of andere betrokkenen gelieerde vennootschap. Het op deze wijze in rekening gebrachte bedrag werd daarna teruggesluisd naar werknemer en anderen. PWS heeft vervolgens op grond van artikel 7:661 BW een bedrag van € 12.451.068,50 wegens schade gevorderd. De kantonrechter acht werknemer aansprakelijk voor de schade, maar wenst zich nader geïnformeerd te zien worden met betrekking tot de omvang van de schade. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in hoger beroep, stellende dat de kantonrechter ten onrechte werknemers betrokkenheid per transactie niet heeft onderzocht.
Het hof oordeelt als volgt. PWS heeft haar vordering gebaseerd op artikel 7:661 BW. Dit betekent dat haar vordering zich beperkt tot die schade die zij heeft geleden als gevolg van opzet of roekeloosheid van werknemer in de uitoefening van zijn functie. Uit het feit dat werknemer statutair bestuurder is, volgt dat bij de beoordeling van de vordering ook rekening moet worden gehouden met de maatstaf van artikel 2:9 BW (kort gezegd: alleen aansprakelijkheid voor schade wanneer de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt). De kantonrechter heeft terecht geoordeeld dat het aan PWS is te bewijzen dat zij schade als hiervoor bedoeld heeft geleden. Op grond van de inhoud van documenten van de FIOD en Ernst & Young, die door werknemer niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd is weersproken, staat naar het oordeel van het hof vast dat werknemer opzettelijk, dan wel bewust roekeloos, alsmede in strijd met goed werknemerschap en artikel 7 lid 2 van zijn arbeidsovereenkomst heeft gehandeld, in die situaties waarin hij gelden van derden heeft ontvangen in verband met transacties waarbij ook PWS was betrokken. Van dit handelen kan hem een ernstig verwijt worden gemaakt, op grond waarvan werknemer aansprakelijk is voor de eventuele schade die PWS als gevolg hiervan heeft geleden. Werknemer heeft terecht in de toelichting op zijn grief gesteld dat de kantonrechter ten onrechte aansprakelijkheid heeft aangenomen, zonder daarbij zijn rol per project in ogenschouw te nemen. Werknemer is slechts aansprakelijk voor de gestelde schade voor zover het causaal verband tussen zijn handelen en de schade per project is komen vast te staan. Het hof gaat in op de vraag of ten aanzien van genoemde projecten in voldoende mate is komen vast te staan dat eventuele schade is toe te rekenen aan handelen van werknemer als werknemer. Het hof neemt uiteindelijk ten aanzien van een deel van de gestelde transacties aansprakelijkheid van werknemer aan, groot € 5.051.965,50.
Volgt vernietiging oordeel kantonrechter.