Rechtspraak
Werkneemster is van 1 oktober 2000 tot 1 oktober 2001 bij werkgever in dienst geweest als administratief medewerkster. Op 22 december 2000 is zij volledig arbeidsongeschikt geraakt. Deze arbeidsongeschiktheid heeft geduurd tot 1 oktober 2001. Vanaf 23 december 2000 tot en met maart 2001 is aan werkgever op basis van de CAO voor Bank- en Verzekeringswezen, Groothandel en Vrije Beroepen 70% van haar salaris betaald. Volgens werkneemster is de Tuinbouw-CAO van toepassing (in verband met substantiële kweekwerkzaamheden) op grond waarvan zij recht heeft op een loonsuppletie tijdens arbeidsongeschiktheid (30%). Volgens werkgever is het bedrijf te kwalificeren als groothandel/kleinhandel in waterplanten en dat de in het bedrijf verrichte kweekwerkzaamheden (nagenoeg) nihil zijn en dat daarom de hiervoor genoemde CAO voor Bank- en Verzekeringswezen, Groothandel en Vrije beroepen de arbeidsovereenkomst beheerst heeft. De vordering van werkneemster is door de kantonrechter toegewezen. Het hof heeft de vordering afgewezen, stellende dat Tuinbouw-CAO niet van toepassing is. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof Den Haag vernietigd. De Hoge Raad heeft daartoe overwogen dat het, in het kader van de kernvraag of op de arbeidsovereenkomst tussen partijen de Tuinbouw-CAO van toepassing is, meer in het bijzonder gaat om de uitleg van art. 1 lid 1 onder 1e van de destijds geldende en algemeen verbindend verklaarde Tuinbouw-CAO. Dit artikel heeft betrekking op de werkingssfeer van die CAO en bevat de volgende begripsomschrijving: “Tuinbouwonderneming: een onderneming, waarin de groenteteelt, de plantenteelt, de bloementeelt, de potplantenteelt (…), uitsluitend of in hoofdzaak worden uitgeoefend.” Het hof heeft, aldus de Hoge Raad, aan dit artikel een onjuiste uitleg gegeven. Volgens de Hoge Raad valt niet in te zien dat een onderneming die werkzaamheden verricht die naar normaal spraakgebruik aangemerkt moeten worden als kwekersactiviteiten (de door het hof onder 4.1 en 4.2 van zijn arrest beschreven werkzaamheden)onder de zich hier voordoende omstandigheden niet als een onderneming moet worden beschouwd die (pot)plantenteelt uitoefent.
Het hof oordeelt thans als volgt. In het geding na verwijzing staat op grond van bovenstaande overwegingen niet meer ter discussie dat de werkzaamheden die op het bedrijf van werkgever worden verricht, vallen onder het begrip (pot)plantenteelt. Daarmee is echter nog niet gezegd dat de CAO-Tuinbouw van toepassing is. Onderzocht dient nog te worden of de omvang waarin of de schaal waarop de activiteiten plaatsvonden in de periode januari - maart 2001 naast gewone handelsactiviteiten zodanig was dat werkgever in hoofdzaak die (pot)plantenteelt beoefent. Werkneemster heeft internetpagina's overlegd waaruit duidelijk blijkt dat werkgever zich als kweker profileert. Voorts is komen vast te staan dat een flink aantal werknemers zich bezighield met ‘onderhoud van planten’. Dat de werkgever zich uiteindelijk richtte op verkoop van de gekweekte planten, doet aan de kwalificatie van kwekerij niet af. Ook een kweker zal uiteindelijk over willen gaan tot verkoop. Dat slechts een gering percentage van de loonkosten aan kwekerwerkzaamheden zou zijn besteed, doet niet ter zake - als al komen vast te staan - daar de cao dit vereiste niet stelt. Dit brengt met zich dat de CAO Tuinbouw van toepassing is.
Volgt toewijzing vordering werkneemster.