Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer heeft werkgever gedagvaard een bedrag van € 86.218,24 bruto te voldoen ingevolge de beschikking van de Rechtbank Amsterdam van 15 januari 2002 alsmede een bedrag van € 24.303,55 bruto aan achterstallig loon vanaf 1 oktober 2001 tot 15 februari 2002, met rente en kosten. In hoger beroep heeft het hof bij arrest van 10 mei 2007 het vonnis van 21 februari 2003 van de kantonrechter vernietigd en opnieuw rechtdoende werkgever veroordeeld om aan werknemer een geldsom van € 86.218,24 bruto te betalen, alsmede een geldsom van € 24.303, 55 bruto, dit laatste bedrag te vermeerderen met een verhoging van 50 %, alsmede in rente over de bedragen en kosten. Tegen dit oordeel keert werkgever zich in cassatie met enkel grieven van feitelijke en/of zeer technische aard.

De A-G (Timmerman) concludeert tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep onder verwijzing naar artikel 81 RO.