Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer terecht op staande voet ontslagen wegens diefstal diesel ondanks vrijspraak strafrechter

Werknemer (50 jaar) is sinds 1992 in dienst van Glas- en schilderwerken BV in de functie van glazenzetter. Werknemer is door Glas- en schilderwerken BV een bedrijfsauto ter beschikking gesteld waarmee werknemer jaarlijks 500 km privé mocht rijden. Glas- en schilderwerken BV beschikt over een eigen benzinepomp in de bedrijfshal waarmee de bedrijfsauto van brandstof werd voorzien. Werknemer is op 9 februari 2006 op staande voet ontslagen wegens ‘diefstal van diesel’. Werknemer heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen en een loonvordering ingesteld. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer afgewezen en het ontslag op staande voet geldig beoordeeld. Tegen dit vonnis heeft werknemer tijdig hoger beroep ingesteld. Werknemer is als verdachte van diefstal door de strafrechter vrijgesproken.

Het hof oordeelt als volgt. Uit getuigenverklaringen is voldoende komen vast te staan dat werknemer regelmatig meer tankte dan volgens zijn gereden kilometers mogelijk zou zijn. Dat werknemer op staande voet is betrapt toen hij op 9 februari diesel tankte terwijl hij op 8 februari ook had getankt en nauwelijks had gereden, is eveneens komen vast te staan. Er kan geen twijfel over bestaan dat het tanken door van werknemer op woensdag 8 en donderdag 9 februari 2006 op zichzelf moet worden beschouwd als een dringende reden voor ontslag op staande voet. In artikel 7:678 lid 2 sub d BW is immers bepaald dat een objectieve dringende reden aanwezig kan worden geacht indien een werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt. Het tanken door werknemer op 8 en 9 februari 2006 dient hieronder te worden begrepen. Alle (overige) feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien (de duur van de arbeidsovereenkomst, de leeftijd van werknemer op het moment van ontslag en de financiële gevolgen die het ontslag op staande voet voor hem hebben), leggen onvoldoende gewicht in de schaal om te oordelen dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven. Anders dan werknemer betoogt, doet zijn vrijspraak van verdenking van overtreding van artikel 310/311 of artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht hieraan niet af, aangezien er andere eisen worden gesteld aan het leveren van bewijs in een strafproces, mede in verband met de rol die de tenlastelegging in het strafrecht speelt, dan in een civiele procedure.

Volgt bekrachtiging vonnis kantonrechter.