Naar boven ↑

Rechtspraak

Afwijzing ontbindingsverzoek. Werknemer die een tijdelijk hogere functie aanvaardt binnen bestaande arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd draagt niet het (volledige) risico dat na afloop van de aanstellingsperiode zijn functie is vervallen

Werknemer (51 jaar) is vanaf 1 september 1991 in dienst bij Friesland Bank. In verband met een reorganisatie is werknemer per 1 januari 2007 benoemd in de functie van Senior Accountmanager Private Banking op de vestiging in Drachten. Met ingang van 1 januari 2008 is werknemer op eigen initiatief op projectbasis en voor de duur van drie maanden de functie van Directie Assistent Directie Markt gaan vervullen. Deze aanstelling is steeds voor de duur van drie maanden verlengd tot 1 april 2009. Op 26 februari 2009 is werknemer door Friesland Bank te verstaan gegeven dat er voor hem na 1 april 2009 geen werk meer is. Thans werkt werknemer (boventallig) als rolmodelbeheerder gedurende 18 uren per week. Friesland Bank verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding van € 82.614. Volgens Friesland Bank heeft zij geen passende functie meer voor werknemer en heeft werknemer op eigen initiatief zijn functie als private banking opgegeven voor de functie van Directie Assistent waardoor het niet voorhanden zijn van een passende functie in zijn risicosfeer ligt. Werknemer betwist de grond van ontbinding en verzoekt ontbinding met toekenning van de “oude kantonrechtersformule”.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Naar het oordeel van de kantonrechter kan in het midden blijven of het initiatief om als directieassistent op projectbasis te gaan werken afkomstig is van werknemer dan wel van Friesland Bank en of [werknemer] nu wel of niet heeft gezegd dat hij niet wilde terugkeren in zijn functie als account manager private banking. Waar het in essentie om gaat, is de vraag of het vervallen van laatstgenoemde functie per 1 april 2009 een zodanige verandering in de omstandigheden oplevert, dat de arbeidsovereenkomst dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. De opvatting van Friesland Bank dat het geheel in de risicosfeer van werknemer ligt dat er thans voor hem geen werk meer is, gaat uit van de vooronderstelling dat werknemer, toen hij de functie van directieassistent ging uitoefenen, heeft kunnen en moeten begrijpen dat hij zijn vaste aanstelling bij Friesland Bank in de waagschaal stelde. Dit is echter geenszins aannemelijk geworden. Het staat vast dat de tussen Friesland Bank en werknemer bestaande arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet is gewijzigd in een arbeidsovereenkomst voor de duur van drie maanden, ingaande 1 januari 2008. Werknemer is de tijdelijke werkzaamheden als directieassistent op projectbasis derhalve gaan uitoefenen binnen het kader van zijn arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De zinsnede in de brief van eind 2007 dat aan werknemer geen toezeggingen konden worden gedaan over het vervolg -nog daargelaten wat werknemer hierover heeft aangevoerd- strekt naar het oordeel van de kantonrechter dan ook niet verder dan dat werknemer een bepaalde mate van onzekerheid diende te accepteren over de werkzaamheden die hem na afloop van de als tijdelijk bedoelde functie van directieassistent zouden worden opgedragen. De kantonrechter ziet er niet aan voorbij dat de aanvaarding door werknemer van voormelde onzekerheid het risico met zich brengt dat wanneer de tijdelijke werkzaamheden als directieassistent zouden stoppen, er mogelijk een probleem zou ontstaan indien er voor werknemer bij Friesland Bank geen werk zou zijn. Op Friesland Bank rust echter uit hoofde van goed werkgeverschap de verplichting om zich er voor in te spannen dat er voor werknemer passend ander werk gevonden wordt, hetzij bij Friesland Bank, hetzij daarbuiten.

Volgt afwijzing ontbindingsverzoek.