Rechtspraak
Werknemer heeft op 21 maart 2008 een ontbindingsverzoek ingediend bij de kantonrechter Breda. Zijn werkgever, Alanheri, heeft werknemer op 17 maart 2008 op staande voet ontslagen. Bij beschikking van 18 maart 2008 heeft de kantonrechter te Breda de ontbinding van de arbeidsovereenkomst uitgesproken en aan werknemer een ontbindingsvergoeding van € 360.000,00 bruto toegekend. Werknemer heeft beslag gelegd op vermogensbestanddelen van werkgever. Werkgever heeft echter vervolgens verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir beslag onder zichzelf tot een bedrag van € 500.000,00 op de vordering die Alanheri op werknemer zou hebben uit hoofde van slecht werknemerschap. Op 21 juli 2008 heeft de voorzieningenrechter te Breda dit verlof verleend. Thans vordert werknemer opheffing van het conservatoir eigenbeslag op grond van de ondeugdelijkheid van de vordering van de door Alanheri gestelde schade van € 500.000,00 en misbruik van recht.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Er is voldoende sprake van een spoedeisend belang, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Na een belangenafweging heeft de kantonrechter geoordeeld dat het eigenbeslag voor een bedrag van € 100.000,00 wordt opgeheven. Daarbij heeft de kantonrechter onder meer van belang geacht dat de voorzieningenrechter in het vonnis van 20 juni 2008 voorlopig heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd is gegeven, het slecht werknemersgedrag verre van bewezen is, een onherroepelijke rechterlijke uitspraak met executoriale kracht niet te snel moet worden gebroken door een conservatoir beslag, de noodtoestand van de werknemer en de procedure lang kan gaan duren.