Rechtspraak
Werknemer is op 25 januari 1995 bij werkgever in dienst getreden in de functie van General Manager. Het dienstverband is op 1 maart 2005 met wederzijds goedvinden beëindigd. Daartoe is op 27 januari 2005 een vaststellingsovereenkomst opgesteld, waarbij aan werknemer een vergoeding is toegekend van € 172.182,00 bruto. Voorts hebben partijen elkaar over en weer finale kwijting verleend. Medio 2007 is gebleken dat werkgever fouten heeft gemaakt bij de berekening en inhouding van de eigen bijdrage van de pensioenpremie van haar werknemers. Dit heeft ertoe geleid dat bij sommige werknemers te veel en bij andere te weinig pensioenpremie is ingehouden. Werknemer stelt zich op het standpunt dat bij hem te veel pensioenpremie is ingehouden en vordert € 11.826,85 aan vergoeding. Volgens werknemer kan hij niet aan de finale kwijting worden gehouden, daar partijen op dit punt hebben gedwaald.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Partijen zijn het erover eens dat zij elkaar in de vaststellingsovereenkomst van 27 januari 2005 finale kwijting hebben verleend en op grond daarvan in beginsel niets meer van elkaar te vorderen hebben. Deze vaststellingsovereenkomst kan echter vernietigbaar zijn wegens dwaling. In dit geval komt werknemer mogelijk een beroep toe op artikel 6:228 lid 1 sub c BW. Vervolgens moet de vraag worden beantwoord voor wiens risico de dwaling behoort te komen. Tussen partijen staat vast dat werknemer als (statutair dan wel titulair) directeur eindverantwoordelijk was voor de gang van zaken binnen werkgever. Dat werknemer verantwoording moest afleggen aan de CEO doet daar niet aan af. Voorts staat vast dat de onjuiste inhoudingen hebben plaatsgevonden gedurende de periode waarin werknemer directeur was. Los van de vraag of werknemer op de hoogte had kunnen of moeten zijn van de onjuiste inhoudingen, viel dit wel onder zijn verantwoordelijkheid. Nu de oorzaak van de gestelde dwaling een gevolg is van het handelen dat onder verantwoordelijkheid van werknemer heeft plaatsgevonden, moet worden geoordeeld dat de dwaling voor risico van werknemer behoort te komen. Dit betekent de vaststellingsovereenkomst niet wegens dwaling is of wordt vernietigd. Een vordering op grond van onverschuldigde betaling kan daarom niet slagen.
Volgt afwijzing vordering.