Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer (48 jaar) is sinds 1 september 2001 in dienst van MEA Polymer Beton B.V. Begin 2009 had MEA te kampen met ernstige productieterugval met als gevolg dat 50% van het personeel zou moeten afvloeien. Werknemers - waaronder werknemer - hebben vervolgens een vragenlijst met handtekeningen ingediend bij de voorzitter van de OR en een kopie van deze vragenlijst aan de moedermaatschappij in Duitsland toegezonden. De 62 vragen laten zich brengen onder de noemers: hoe slecht staan we er voor, waarom zo weinig communicatie vanuit de directie en kan de directie geen actiever beleid voeren (inclusief suggesties). MEA heeft deze handelwijze opgevat als een motie van wantrouwen van het personeel. MEA verlangt van alle ondertekenaars een verklaring van loyaliteit. Werknemer beschouwt deze verklaring als een motie van disloyaliteit en weigert te tekenen. Werknemer wordt als aanjager van deze actie uiteindelijk geschorst. Thans verzoekt MEA ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer wegens een verstoorde arbeidsrelatie.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor zover al sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie is dit te wijten aan de houding van MEA. De vragenlijst is deels kritisch, maar verklaarbaar vanwege de grote onrust onder het personeel en het uitblijven van reactie(s) van de directie. Werknemer heeft meer dan acht jaar bij MEA gewerkt. Het verlangen van een loyaliteitsverklaring is dan niet gepast. Dit brengt met zich dat de vergoeding conform verzoek werknemer op C=1,5 wordt gesteld.