Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer stelt dat hij tijdens of door de uitoefening van zijn administratieve werkzaamheden psychisch letsel heeft opgelopen als gevolg van een structurele overbelasting en grievende bejegening door General Logistics Systems (GLS) en vordert schadevergoeding. Met betrekking tot de structurele overbelasting wijst werknemer met name op het aan GLS verweten overmatige (werkdruk veroorzakende) overwerk en de omstandigheden dat in de periode medio 2000 tot oktober 2002 zijn werkzaamheden op twee verschillende locaties moesten worden verricht alsmede dat in de periode medio 2000 tot oktober 2002 zijn werkzaamheden tussen 15.00 en 23.30 uur moesten worden uitgevoerd. Met betrekking tot de grievende bejegening wijst werknemer in het bijzonder op het aan GLS verweten gedrag inzake de opname van verlofdagen, het gebrek aan belangstelling voor (en erkenning van) de sinds 2000 door werknemer ondervonden gezondheidsproblemen en de opmerking van leidinggevende dat werknemer zijn werk van vier uur makkelijk in twee uur had kunnen afronden. Volgens werkgever is geen sprake geweest van overbelasting en heeft werknemer nooit kenbaar gemaakt het werk als overmatig te ervaren. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer afgewezen.

Het hof oordeelt als volgt. Zowel ten aanzien van de beweerde overbelasting als ten aanzien van de beweerde grievende bejegening is werknemer tekort geschoten in zijn stelplicht. Zeker nadat werkgever de stellingen van werknemer uitdrukkelijk had betwist, had van werknemer nadere concretisering van zijn stellingen mogen worden verwacht. Wegens een onvoldoende feitelijke onderbouwing van diens stellingen is de thans door werknemer gevorderde verklaring voor recht inzake de aansprakelijkheid van GLS voor schade als gevolg van de geschonden zorgverplichting, daarom niet toewijsbaar. Voor zover werknemer betoogt dat aan zijn stelplicht geen hoge eisen mogen worden gesteld omdat hij zich beroept op werknemersbescherming en omdat hij volgens medische informatie een ingehouden persoonlijkheid heeft die niet snel klaagt, treft dat betoog geen doel. Daarmee miskent werknemer dat hij als partij die stellingen of feiten in een gerechtelijke procedure wil inroepen, dit op zodanige wijze dient te doen dat voor de rechter en de wederpartij duidelijk is wat zijn stellingname precies inhoudt.

De incidentele grief van de werkgever treft wel doel. Werkgever is deels veroordeeld in de kosten van het geding vanwege “de aard van het geschil en de positie van partijen”. Daarmee heeft de kantonrechter de bepaling van artikel 237 lid 1 Rv onjuist toegepast.