Rechtspraak
Werknemers zijn in 2005 in dienst getreden van SPIE. Bij de voorzetting van hun arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft SPIE werknemers medegedeeld dat artikel 1 en 7 van de arbeidsovereenkomst worden gewijzigd in die zin dat de in de brief opgenomen artikelen 1 en 7 addenda zijn op de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. In artikel 7 staat een relatiebeding opgenomen. Op beide arbeidsovereenkomsten is het Arbeidsvoorwaarden Reglement van toepassing. In dit reglement staat een verbod op nevenactiviteiten opgenomen. Werknemers richten medio 2007 een eigen onderneming op. Eind 2008 zeggen werknemers de arbeidsovereenkomst met SPIE op. Begin 2009 (7 januari 2009) sturen werknemer aan het klantenbestand van SPIE een mailing, waarin zij doen voorkomen alsof de IT-afdeling van SPIE voortaan is ondergebracht in de onderneming van werknemers. Zij verzoeken de adresgegevens te wijzigen en voortaan alleen nog maar contact met deze onderneming op te nemen. SPIE vordert een verbod op het nog langer onrechtmatig beconcurreren en schadevergoeding wegens onrechtmatige concurrentie, overtreding van het relatiebeding en overtreding van het verbod op nevenactiviteiten.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Het verbod op nevenactiviteiten is rechtsgeldig overeengekomen. Voorts is komen vast te staan dat werknemers meermalen dit verbod hebben overtreden. Het relatiebeding is niet geldig overeengekomen. Werknemers hebben de addenda immers niet ondertekend, zodat geen sprake kan zijn van ‘schriftelijkheid’ ex artikel 7:653 BW. Het niet toepasselijk zijn van het relatie/-ronselbeding laat onverlet dat het ontplooien van concurrerende activiteiten na het einde van het dienstverband onder bijzondere omstandigheden jegens de ex-werkgever onrechtmatig kan zijn. Volgens vaste rechtspraak is sprake van onrechtmatige concurrentie indien de ex-werknemer met gebruikmaking van kennis en gegevens over klanten opgedaan bij de voormalige werkgever, duurzame relaties van de werkgever benadert op een wijze die stelselmatig en substantieel afbreuk doet aan het bedrijfsdebiet van de voormalige werkgever. Hiervan is, gelet op de inhoud van de e-mail van 7 januari 2009, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter sprake. Dit alles maakt dat sprake is van onrechtmatige concurrentie zodat de vorderingen van SPIE voor toewijzing vatbaar zijn. Het voorschot op schadevergoeding wordt evenwel afgewezen wegens onvoldoende concrete onderbouwing van de ‘schade’.