Rechtspraak
Opdrachtnemer verrichtte werkzaamheden voor opdrachtgever in de functie van chauffeur. In 2004 zijn partijen een relatiebeding overeengekomen. In ditzelfde jaar heeft opdrachtnemer in ieder geval eenmaal persoon X in opdracht van ANWB vervoerd. In 2005 heeft opdrachtnemer zijn eigen bedrijf opgericht welke eveneens ten doel heeft het verrichten van chauffeurwerkzaamheden. Hij heeft ten minste 24 maal persoon X vervoerd. Opdrachtgever vordert 24 maal de contractuele boete (€ 120.000) wegens overtreding van het relatiebeding. De rechtbank heeft vervolgens, na een afweging van de wederzijdse belangen, de boete gematigd tot een bedrag van € 75.000. Opdrachtnemer stelt zich op het standpunt dat het relatiebeding geen gelding heeft, omdat het niet bij elke nieuwe opdrachtovereenkomst is overeengekomen en voorts dat de hoogte van de boete disproportioneel is.
Het hof oordeelt als volgt. Geen enkele rechtsregel noopt tot het (steeds) opnieuw overeenkomen van een dergelijk relatiebeding. Derhalve faalt deze grief van de opdrachtnemer. Het relatiebeding is voorts niet onduidelijk, daar een redelijk uitleg van het beding met zich brengt dat het opdrachtnemer verboden was gedurende een jaar relatie van opdrachtgever te vervoeren. Ten aanzien van de inbreuk op vrije arbeidskeuze heeft werknemer onvoldoende gesteld. Het beroep op artikel 7 Mededingingswet wordt gepasseerd, daar niet is voldaan aan de formele vereisten van deze wet. Ten aanzien van de hoogte van de boete, overweegt het hof dat de boete in een overeengekomen relatiebeding er niet enkel toe strekt om schade - van in dit geval opdrachtgever - af te dekken, maar dat het tevens en vooral een prikkel moet vormen voor degene die door het beding is gebonden - in dit geval opdrachtnemer - om zich aan het overeengekomen relatiebeding te houden. Aldus beschouwd is de verhouding tussen het door de rechtbank toegewezen bedrag en het gestelde schadebedrag (€ 8.757,21) niet disproportioneel. Dit wordt niet anders nu alle overtredingen betrekking hadden op één klant.
Volgt bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank.