Rechtspraak
Werknemer (46 jaar) is vanaf 2001 in dienst van de slachterij. Voor de periode van 15 december 2005 tot 1 april 2007 is de cao voor de vleessector algemeen verbindend verklaard en van toepassing geweest op de onderhavige arbeidsovereenkomst. Vanaf 2003 is werknemer regelmatig voor lange duur wegens arbeidsongeschiktheid door ziekte uitgevallen. Na een moeizaam re-integratietraject is werknemer weer volledig hersteld verklaard per 12 december 2005. Op 19 januari 2006 is werknemer opnieuw uitgevallen wegens ziekte. De arbeidsovereenkomst is met toestemming van de CWI per 1 april 2008 beƫindigd. De werkgever heeft tijdens de ziekteperiodes steeds het volledig loon betaald. Het teveel betaalde loon (30%) heeft de werkgever later verrekend met het loon aan werknemer. Werknemer vordert in deze procedure naleving van de cao. Volgens werknemer blijkt namelijk uit het feit dat werkgever 100% van het loon tijdens ziekte heeft doorbetaald, dat partijen de bedoeling hadden de cao op de arbeidsovereenkomst van toepassing te laten zijn. Derhalve geldt de cao ook buiten de algemeen verbindend verklaarde periode tussen partijen. De werkgever betwist dit standpunt.
Het hof oordeelt als volgt. Uit het enkele feit dat werkgever aanvankelijk 100% van het loon tijdens ziekte doorbetaalde - conform de cao - mocht de werknemer niet afleiden dat de cao op de arbeidsovereenkomst van toepassing zou zijn en blijven. Derhalve komt werknemer enkel een vorderingsrecht toe over de periode waarin de cao algemeen verbindend is verklaard. Het te veel betaalde loon mocht de werkgever op de voet van artikel 7:632 lid 1 aanhef en onder d BW verrekenen met inachtneming van de bepaling van artikel 7:632 lid 2 BW. Op grond van de cao heeft werknemer recht op aanvulling van de wettelijke loondoorbetalingsverplichting gedurende de eerste 52 weken met 30% en gedurende de tweede 52 weken met 20%. Omdat ten tijde van de ziekmelding per 19 januari 2006 meer dan vier weken waren verstreken ten opzichte van de laatste ziekmelding, dient de werkgever opnieuw 104 weken loon te betalen (7:629 lid 10 BW). De door werkgever gestelde opzet, belemmering herstel of weigering van passende arbeid, is onvoldoende komen vast te staan, zodat artikel 7:629 lid 3 BW geen werking heeft.
Volgt aanhouding van de vaak voor nadere bewijsvoering inzake omvang betaalde loonsommen.