Rechtspraak
Werknemer (54 jaar) is op 1 september 2004 in dienst getreden bij X (een dochteronderneming van ABN) als beleggingsstrateeg. X is overgenomen door BNP Paribas. X is vervolgens via juridische fusie op 8 mei 2009 samengevoegd met Bank Insinger De Beaufort (De Bank). Volgens De Bank is de functie van werknemer komen te vervallen vanwege centralisatie van taken door de moedermaatschappij. Nadat werknemer niet wilde instemmen met een beëindigingsregeling is werknemer op non-actief gesteld. Volgens De Bank is de non-actiefstelling gelegen in het niet juist uitvoeren van taken door werknemer. Nadat werknemer in kort geding wedertewerkstelling heeft gevorderd en toegewezen gekregen, verzoekt De Bank thans ontbinding van de arbeidsovereenkomst met C=1.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het verzoek is niet of nauwelijks onderbouwd. Voorts lijkt het ontbindingsverzoek verband te houden met de fusie en daarmee met het opzegverbod wegens overgang van onderneming. Als juist zou zijn dat het ontslag zijn grondslag vindt in economische, technische of organisatorische redenen die wijziging voor de werkgelegenheid met zich meebrengen, heeft De Bank niet duidelijk gemaakt waarom nu juist de arbeidsplaats van werknemer vervalt. Zo ontbreekt informatie over de anciënniteit van andere medewerkers. Werknemer heeft gesteld dat er voldoende alternatieve functies zijn, maar De Bank weigert hierop in te gaan. De ten onrechte non-actiefstelling, het summierlijk onderbouwde verzoek en de arbeidsmarktpositie van werknemer, leiden tot ontbinding met C=1,7.