Rechtspraak
Werknemer is op 1 juli 2004 bij werkgever in dienst gekomen in de functie van bedrijfsleider voor De Beurs, aanvankelijk voor bepaalde tijd. In de individuele arbeidsovereenkomst is bepaald, dat de overeengekomen werktijd minimaal vier uur per week bedraagt. Deze arbeidsovereenkomst is verlengd. Vanaf 12 juli 2005 heeft werknemer geen werkzaamheden meer voor werkgever verricht, nadat hij wegens spanningen op de werkvloer is vertrokken. De arbeidsovereenkomst is per 1 mei 2006 voorwaardelijk ontbonden. Werknemer vordert thans loon. Volgens werknemer heeft hij gemiddeld 28,5 uur per week gewerkt en heeft hij zich op 12 juli 2005 ziek gemeld. Werkgever stelt zich op het standpunt dat werknemer slechts incidenteel meer dan vier uur per week werkte, maar regelmatig langer op werk bleef daar hij een relatie had met de zus van werkgever. Daarnaast is van een ziekmelding geen sprake. Volgens werkgever heeft werknemer ontslag genomen per 12 juli 2005. In ieder geval is de verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege geƫindigd op 1 januari 2006 conform de cao.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Met werkgever is de rechter van oordeel dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wegens verlenging nog steeds een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is en derhalve van rechtswege eindigde per 1 januari 2006. De vraag of de arbeidsovereenkomst reeds op 12 juli 2005 door eenzijdige ontslagname van werknemer heeft plaatsgevonden, beantwoordt de rechter ontkennend. Het niet verschijnen op werk, nadat werknemer heeft aangegeven spanningen te ervaren, moet worden aangemerkt als een ziekmelding. Ten aanzien van de omvang van de arbeidsduur worden partijen in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader te onderbouwen.
Volgt aanhouding van de zaak (zie eindvonnis AR 2009-606).