Rechtspraak
Werknemer is op 1 januari 2008 als toezichthouder bij Repoint in dienst getreden krachtens (schriftelijke) arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, te weten 6 maanden, eindigend op 2 juli 2008. Op de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding van toepassing. Krachtens artikel 17 lid 3 van de CAO dient een werkgever uiterlijk een maand voor afloop van een contract voor bepaalde tijd aan de werknemer kenbaar te maken dat het contract niet zal worden verlengd. Op 30 mei 2008 bericht Repoint aan werknemer dat zij - wegens gebleken werkweigering bij derden - het contract van werknemer niet zullen verlengen, maar onmiddellijk zullen beëindigen. Werknemer stelt zich op het standpunt dat sprake is van een ontslag op staande voet en roept de nietigheid van dit ontslag in. Met ingang van 1 juli 2008 is werknemer in dienst getreden van HeBu Synergy die - net als Repoint - werknemers uitleent aan Arriva voor toezichtwerkzaamheden. Thans vordert werknemer een verklaring voor recht dat sprake is van een vernietigbaar ontslag op staande voet en dat Repoint geen rechten aan het concurrentiebeding kan ontlenen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit het schrijven van Repoint blijkt dat zij ‘onmiddellijk’ het dienstverband met werknemer wilde beëindigen. Dit blijkt ook uit het feit dat Repoint sedertdien geen loon meer heeft betaald. Dat het loon niet is betaald wegens verrekening van openstaande vorderingen op werknemer acht de kantonrechter niet aannemelijk. De gevolgtrekking is dat in casu sprake is van een schadeplichtig ontslag, zodat Repoint ingevolge artikel 7:653 lid 3 BW geen rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding.
Volgt toewijzing vordering werknemer.