Rechtspraak
Werknemer is van 1970 tot 1999 bij werkgever in dienst geweest, laatstelijk in de functie van servicemedewerker. In die functie verrichtte hij onder andere revisie- en schoonmaakwerkzaamheden aan insectenvallen. Daarbij werden de veelal hoog hangende insectenvallen verwijderd, gerepareerd, schoongemaakt en teruggehangen. Voor het uitoefenen van zijn werk had werkgever aan werknemer onder meer twee lange driedelige aluminium ladders en rubberen matten ter beschikking gesteld. Op 31 maart 1998 is werknemer een ongeval overkomen in het washok van de bakkerij waar hij een insectenval moest controleren en schoonmaken. Bij het terughangen van de insectenval is werknemer van een hoogte van vier meter naar beneden gevallen en heeft hij aan zijn linker pols en knie letsel opgelopen. Bij zijn werkzaamheden bij de bakkerij heeft werknemer geen gebruik gemaakt van de ladders en rubberen matten die werkgever hem ter beschikking had gesteld, maar heeft hij gebruik gemaakt van de ladders van de bakkerij die in de omgeving stonden van de bewuste insectenval. Werknemer heeft de werkgever op grond van artikel 7:658 en 7:611 BW aansprakelijk gesteld voor de schade. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Werknemer heeft schade geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. De centrale vraag is dan ook of werkgever zijn zorgplicht heeft geschonden. Werknemer stelt zich op het standpunt dat hij onvoldoende is geïnstrueerd. Het hof verwerpt deze stelling. Werknemer heeft niet betwist dat hij zelf supervisor is geweest en servicemedewerkers heeft begeleid, geïnstrueerd en gecontroleerd op de juiste toepassing van de (veiligheids-)voorschriften. Op die grond mocht werknemer bekend worden verondersteld met de door werkgever voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheidsinstructies. Dat geldt te meer nu werknemer niet gemotiveerd heeft betwist dat hem een Handboek met veiligheidsinstructies van werkgever heeft ontvangen en hij de maandelijks door werkgever gegeven toolboxmeetings in elk geval in de maanden voorafgaand aan het ongeval heeft bijgewoond. Voor de vraag of de werkzaamheden bij de bakkerij veilig met een ladder konden worden verricht zijn de artikelen 3.16, 7.23 en 7.23a van het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit) van belang. De werkzaamheden bij de bakkerij betroffen kortdurende incidentele werkzaamheden. Ter zake van dit soort kortdurende incidentele werkzaamheden staat artikel 7.23 lid 2 het gebruik van een ladder, ook op de onderhavige hoogte van vier à vijf meter, toe. Artikel 7.23a lid 3 van het Arbobesluit bepaalt echter dat in elk geval het met de hand dragen van lasten op een ladder of een trap niet een veilig houvast mag belemmeren. Nu werknemer gemotiveerd heeft betwist dat, gelet op het gewicht en de omvang van de insectenval (volgens werknemer zwaarder dan 25 kg) alsmede het gebrek aan houvast bij de werkzaamheden, de werkzaamheden bij de bakkerij op een veilige wijze met een ladder uitgevoerd konden worden, ligt op werkgever de bewijslast dat van haar stelling dat de werkzaamheden bij de bakkerij mede gelet op het gewicht van de te plaatsen insectenval veilig met een ladder konden worden verricht. Werkgever wordt in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren.
Volgt aanhouding van de zaak.