Rechtspraak
Werknemer is sinds 6 juli 1992 in dienst bij het concern van Heijmans. Op 19 juni 2009 heeft Heijmans toestemming gekregen van het UWV WERKbedrijf de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische reden op te zeggen. Omdat werknemer lid is geweest van de Onderdeelcommissie Heijmans Bouw Assen, valt hij onder het opzegverbod van artikel 7:670a BW waardoor voorafgaande toestemming van de kantonrechter noodzakelijk is. Heijmans verzoekt thans deze toestemming, stellende dat de opzegging geen verband houdt met het lidmaatschap van de Onderdeelcommissie. Werknemer stelt zich op het standpunt dat het verzoek wel degelijk verband hiermee houdt. Volgens hem zijn er strubbelingen geweest tijdens het overleg met de ondernemingsraad en de onderdeelcommissie over de landelijke reorganisatie. Volgens werknemer worden deze strubbelingen hem thans aangerekend en is hij voorts ten onrechte voor ontslag voorgedragen door bewust op een ander onderdeel te zijn geplaatst dan aanvankelijk was beoogd (aldus heeft de werknemer van een derde vernomen).
De kantonrechter oordeelt als volgt. Volgens artikel 7:670a lid 2 BW verleent de kantonrechter de gevraagde toestemming slechts indien de werkgever aannemelijk heeft gemaakt dat de opzegging geen verband houdt met de hoedanigheid van de werknemer. De kantonrechter mag in deze procedure niet oordelen over de gegrondheid van het ontslag, de invloed van mogelijke arbeidsongeschiktheid en de ontslagvergoeding. Indien hetgeen de werknemer stelt omtrent de zogenoemde overplaatsing juist zou zijn, dan dient de kantonrechter zijn toestemming te weigeren. Werknemer heeft echter enkel aangevoerd dat hij van een derde heeft gehoord dat hij aanvankelijk zou zijn ingedeeld bij een niet door de reorganisatie bestreken onderdeel van Heijmans. Dit is onvoldoende om aan te nemen dat dit ook daadwerkelijk het geval is geweest. Er is derhalve geen reden om het verzoek van Heijmans niet te verlenen.
Volgt verlening toestemming opzegging arbeidsovereenkomst.