Rechtspraak
De Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek c.s. hebben in de jaren 2006 en 2007 aan Elsloo bedragen in rekening gebracht terzake van verplichte bijdragen. Elsloo heeft eerst in 2007 de bedragen voldaan, maar niet de rente- en boetebedragen betaald. De Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek c.s. hebben betaling van deze bedragen gevorderd. De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen. Elsloo stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van De Stichting c.s. moeten worden afgewezen, omdat zij geen schade hebben geleden.
Het hof oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 6:94 lid 1 BW kan de rechter op verlangen van de schuldenaar de bedongen boete matigen indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Elsloo heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die de conclusie wettigen dat de billijkheid klaarblijkelijk eist dat het bedongen boetepercentage van 15% verder dient te worden gematigd dan tot 10% van de hoofdsommen. Elsloo heeft ook geen feiten of omstandigheden gesteld die de conclusie wettigen dat de boetevordering geheel moet worden afgewezen. Elsloo heeft immers niet toegelicht waarom in haar geval de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het boetebeding is ingeroepen, meebrengen dat de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de boete verder dan tot 10% wordt gematigd of afgewezen.
Volgt bekrachtiging vonnis van de kantonrechter.