Rechtspraak
Werknemer is op 15 augustus 2007 voor de duur van een jaar in dienst getreden van Pelikan in de functie van accountmanager. Op de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was een concurrentiebeding van toepassing. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is bij brief van 28 augustus 2008 verlengd tot 15 augustus 2009. Op 3 februari 2009 heeft Pelikan aan werknemer te kennen gegeven de arbeidsovereenkomst niet te verlengen na 15 augustus 2009. Tevens heeft Pelikan een beëindigingsvoorstel gedaan waarbij het concurrentiebeding zou komen te vervallen. Uit e-mailcorrespondentie blijkt dat partijen nadien nog hebben gesproken over de beëindigingsdatum en - voorwaarden alsmede een finale kwijting. Op 1 juli 2009 is werknemer in dienst getreden van de EM Groep, die werknemer vervolgens heeft gedetacheerd bij Lexmark (een directe concurrent van Pelikan). Pelikan vordert de contractuele boetes wegens overtreding van het concurrentiebeding. Daartoe stelt Pelikan dat het beding geldig is gebleven na verlenging van het tijdelijke contract en dat indiensttreding bij de formele werkgever (EM Groep) niet aan overtreding van het concurrentiebeding in de weg staat.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer stelt zich primair op het standpunt dat er geen sprake meer is van een concurrentiebeding omdat niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste. Hij beroept zich daarbij onder meer op arresten van het Gerechtshof Amsterdam van 26 maart 1998 (JAR 1998/125) en van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (JAR 2008/ 113). Dit verweer faalt. De kantonrechter stelt allereerst vast dat het onderhavige concurrentiebeding in de op 17 juli 2007 door werknemer per bladzijde geparafeerde en ondertekende arbeidsovereenkomst is opgenomen. De vraag is of de verlenging van de arbeidsovereenkomst in het gesprek van 23 juli 2008 en de bevestiging daarvan in de brief van 28 augustus 2008 vereist dat het concurrentiebeding opnieuw wordt overeengekomen. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend. Anders dan in het door werknemer aangehaalde arrest van de Hoge Raad is in het onderhavige geval geen sprake van (gedeeltelijke) nieuwe arbeidsvoorwaarden al dan niet in een bijlage. Integendeel, uit de (bevestigings)brief van 28 augustus 2008 kan juist worden afgeleid dat sprake is van verlenging van de arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden. Dat sprake is van een hernieuwde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is op zich onvoldoende om te concluderen dat het concurrentiebeding opnieuw moet worden overeengekomen. De door partijen gebruikte bewoordingen en de bedoeling die zij hadden ten tijde van de verlenging zijn mede bepalend voor de vraag of sprake is van een voortzetting van een reeds bestaande arbeidsovereenkomst, dan wel van een (geheel) nieuwe arbeidsovereenkomst.
Uit de overlegde e-mailcorrespondentie blijkt evenwel dat werknemer mocht vertrouwen dat Pelikan geen beroep zou doen op het concurrentiebeding. Partijen hebben dit immers overeengekomen.
Volgt afwijzing vordering Pelikan.