Rechtspraak
Werknemer (46 jaar) is op 19 juni 2000 bij de rechtsvoorgangster van MB in dienst getreden, laatstelijk werkzaam in de functie van algemeen/secretarieel medewerker. MB heeft met toestemming van het UWV WERKbedrijf op 27 mei 2009 de arbeidsovereenkomst tegen 9 augustus 2009 opgezegd. Bij brief van 8 juli 2009 heeft MB - met een beroep op artikel 7:672 lid 4 BW - de arbeidsovereenkomst voor een tweede maal opgezegd, ditmaal tegen 12 juli 2009. Werknemer verzoekt thans ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor 9 augustus 2009 wegens veranderingen in de omstandigheden, bestaande uit het niet treffen van een financiƫle voorziening bij het ontslag. MB stelt zich op het standpunt dat werknemer niet-ontvankelijk is in zijn vordering daar de arbeidsovereenkomst reeds op 12 juli 2009 is geƫindigd.
De kantonrechter oordeelt als volgt. MB heeft de arbeidsovereenkomst bij brief van 27 mei 2009 opgezegd tegen 9 augustus 2009. Het betreft een eenzijdige rechtshandeling die niet zonder toestemming kan worden gewijzigd. MB kan naderhand wel beweren dat zij een fout heeft gemaakt, maar dat was voor werknemer niet kenbaar en hoefde ook niet kenbaar te zijn. Het staat een werkgever immers vrij een langere opzegtermijn in acht te nemen dan strikt wettelijk is voorgeschreven, zolang de gebruikmaking van de toestemming maar geschiedt binnen de door het UWV WERKbedrijf bepaalde termijn. Werknemer is derhalve ontvankelijk in zijn verzoek. Het enkele feit dat geen vergoeding is aangeboden aan werknemer, levert evenwel geen 'verandering van omstandigheden' op waardoor de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. Dit aspect speelt een rol bij de kennelijk onredelijk ontslagprocedure.
Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.