Naar boven ↑

Rechtspraak

Ontbindingsverzoek wegens verstoorde arbeidsrelatie C=1,25

Werknemer is sinds 1 mei 1991 in dienst van MEE in de functie van sociaal juridisch dienstverlener. In 2008 zegt zijn directleidinggevende het vertrouwen in werknemer op vanwege dienst conflictuees gedrag binnen de organisatie. Vanaf juli 2008 tot en met juli 2009 is gesproken over vertrekregelingen en/of werkhervatting. Thans verzoekt MEE ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Hieraan legt zij ten grondslag dat werknemer niet goed kan samenwerken met collega's en onredelijke eisen stelt aan werkhervatting. Werknemer verweert met een verzoekt tot C=1,5.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit de over en weer gemaakte verwijten, leidt de kantonrechter af dat sprake is van een vertrouwensbreuk welke een ontbinding rechtvaardigt. Ten aanzien van de vraag of en zoja welke vergoeding moet worden toegekend, oordeelt de kantonrechter dat MEE met het indienen van een ontbindingsverzoek te voorbarig heeft gehandeld, miskent dat de oorzaak van het arbeidsconflict is gelegen in de spanningen tussen werknemer en de toenmalig nieuwe manager en dat de weigerachtige houding van MEE om aan het verzoek van werknemer tot herstel van vertrouwensrelatie mee te werken haar valt aan te rekenen. Derhalve is een vergoeding van C=1,25 gerechtvaardigd.

Volgt ontbinding met vergoeding C=1,25.