Naar boven ↑

Rechtspraak

Ontslag statutair directeur en opzegging managementovereenkomst niet in strijd met redelijkheid en billijkheid

In 1999 is tussen T@kecare en Chapahaba een managementovereenkomst gesloten, inhoudende dat Chapahaba aan T@kecare een bestuurder in de vorm van de heer X zou leveren. In 2002 heeft de AVA Chapahaba als bestuurder van de vennootschap ontslagen en de managementovereenkomst per direct ontbonden, of althans opgezegd. Als reden voert T@kecare aan dat Chapahaba in strijd met de daarover gemaakte afspraken, afwijkende betalingscondities heeft getroffen met een distributeur, waardoor de liquiditeitspositie van T@kecare in gevaar is gekomen. Chapahaba vordert nietigverklaring van het ontslag als statutair directeur alsmede een verklaring voor recht dat de managementovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd.

De rechtbank oordeelt als volgt. Het beroep op artikel 2:15 BW stuit af op lid 5. De termijn om een beroep te doen op een nietig ontslagbesluit is ruimschoots verlopen. Chapahaba heeft daarnaast aangevoerd dat de ingevolge de betreffende besluiten tussen hen bestaande regeling niet van toepassing kan zijn, omdat dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (art. 2:8 lid 2 BW). Toetsing aan dit criterium brengt mee dat niet voldoende is dat een besluit is genomen in strijd met de in artikel 2:8 BW geëiste redelijkheid en billijkheid; er moet immers sprake zijn van een als gevolg van het besluit tussen hen ontstane regeling, die in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Omstandigheden, die tot dit oordeel nopen, zijn evenwel niet of onvoldoende gesteld. Dat de aangevallen besluiten voor Chapahaba dermate onaanvaardbaar zijn dat deze zonder gevolg moeten blijven, volgt bovendien niet uit haar eigen houding nadat die besluiten zijn genomen. Een tijdige vordering tot vernietiging van de besluiten als bedoeld in artikel 2:15 lid 3 onder a. BW is immers uitgebleven, terwijl Chapahaba daarvoor ook desgevraagd ter zitting geen verklaring heeft kunnen geven. In dit verband is niet zonder betekenis dat zij zich reeds in maart 2002 van de rechtskundige bijstand van een advocaat had voorzien. De gevorderde nietigverklaring wordt derhalve afgewezen.

Met betrekking tot de managementovereenkomst oordeelt de rechtbank als volgt. Er is geen sprake van toerekenbare tekortkoming welke een ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Wel was sprake van een dermate verstoorde verhouding tussen de aandeelhouders en bestuurder, dat de managementovereenkomst kon en mocht worden opgezegd. Van een opzegging in strijd met het bepaalde in de artikelen 6:2 en 6:248 BW of van een onrechtmatig handelen van T@kecare is geen sprake. Wel dient een opzegtermijn van een maand in acht te worden genomen (vergelijk HR 21 juni 1991, NJ 1991/742).