Naar boven ↑

Rechtspraak

Ziekte van Lyme is een beroepsziekte in de zin van het Bbp

Werknemer (ambtenaar) was van 1980 tot 1 april 1994 werkzaam als wachtmeester eerste klas bij de groep Veldpolitie van het toenmalige Korps Rijkspolitie. Daarna heeft werknemer als politieambtenaar bij de eenheid Zeeland gewerkt. In 2003 heeft werknemer zich ziek gemeld. De bezoldiging van werknemer is met 20% gekort. Tegen deze korting heeft werknemer bezwaar gemaakt onder meer stellende dat sprake is van beroepsziekte (Lyme). De rechtbank heeft onder meer overwogen dat er een voldoende mate van waarschijnlijkheid bestaat dat de werkzaamheden en de werkomstandigheden van betrokkene de bij hem aan het licht getreden ziekte van Lyme daadwerkelijk hebben veroorzaakt. Tegen deze uitspraak heeft de Korpsbeheerder beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

De Raad oordeelt als volgt. De korting van 20% als bij het primaire besluit van 21 juli 2005 toegepast blijft blijkens artikel 38, achtste lid, aanhef en onder c, van het Bbp achterwege indien de ziekte uit hoofde waarvan de ambtenaar ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, is veroorzaakt door een dienstongeval of een door het verrichten van zijn arbeid opgelopen beroepsziekte. Onder het begrip beroepsziekte wordt volgens artikel 1, aanhef en onder z, van het Bbp verstaan: een ziekte, welke in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en die niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat onder deze omstandigheden er een voldoende mate van waarschijnlijkheid bestaat dat werknemer zijn ziekte heeft opgelopen door een beet van een teek waarmee hij tijdens zijn beroepswerkzaamheden in aanraking is gekomen. Daarbij acht de Raad, gelet op de informatie van de behandelend neuroloog, voldoende aannemelijk dat de eerste verschijnselen van de ziekte zich in 1985 al hebben geopenbaard. Dat de door de dienst verstrekte kleding voldoende bescherming bood tegen teken is bepaald niet aannemelijk geworden. Werknemer heeft gesteld dat de kleding die men in diensttijd droeg, beschermend was tegen weersinvloeden, maar niet tegen tekenbeten. Indertijd was er volgens werknemer geen bijzondere aandacht voor de mogelijkheid van nadelige gevolgen van een tekenbeet, zodat ook niet om die reden rekening werd gehouden met de manier van kleden. Dat is namens de Korpsbeheerder niet weersproken. Dat werknemer ook in zijn vrije tijd vrij veel in de natuur verkeerde maakt het oordeel van de Raad niet anders. Nu schuld of onvoorzichtigheid aan de zijde van betrokkene niet is gesteld, moet met de rechtbank worden vastgesteld dat werknemer lijdt aan een beroepsziekte in de zin van het Bbp.