Rechtspraak
Werknemer (58 jaar) is op 1 maart 1999 als statutair-directeur in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Corio Nederland Retail (CNR). In 2001 hebben partijen overeengekomen dat bij ontslag de kantonrechtersformule zal worden toegepast. Naar aanleiding van een aantal reorganisaties is de functie van werknemer komen te vervallen. De AVA heeft het dienstverband van werknemer tegen 1 augustus 2007 opgezegd. CNR heeft werknemer een vergoeding van € 221.523 aangeboden (C=1). Werknemer vordert een schadevergoeding van € 622.523 wegens kennelijk onredelijke opzegging. Werknemer hanteert een andere B-factor en vordert C=2.
De rechtbank oordeelt als volgt. Er is geen sprake van een valse of voorgewende reden. CNR heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de functie van werknemer is komen te vervallen. Wel acht de rechtbank het beroep op het gevolgencriterium gegrond. Omdat partijen in 2001 zelf zijn overeengekomen dat bij ontslag de kantonrechtersformule zou worden gehanteerd, verwerpt de rechtbank het verweer van CNR dat de Code Corporate Governance uitgaat van een jaarsalaris als ontslagvergoeding en ook het recente wetsvoorstel uitgaat van een jaarsalaris als ontslagvergoeding. Partijen verschillen van mening met betrekking tot de invulling van de B-factor en C-factor. De rechtbank ziet geen reden om C op hoger dan 1 te stellen. Nu partijen de variabele beloning uitdrukkelijk hebben genoemd in de contractuele afvloeiingsregeling en deze beloning een belangrijk en vast onderdeel vormde van het salaris van werknemer oordeelt de rechtbank dat in dit geval de variabele beloning over 2006 in de B-factor moet worden verdisconteerd.
Volgt toekenning van een vergoeding van € 274.528,65 bruto in plaats van het aangeboden bedrag van € 221.523 bruto.