Naar boven ↑

Rechtspraak

Ontslag arbeidsongeschikte werknemer wegens bedrijfseconomische redenen niet kennelijk onredelijk. Sociaal Plan met representatieve vakbonden vormt een aanwijzing van redelijkheid

Werknemer (61 jaar) is in 1996 in dienst getreden van werkgever, een meubelbedrijf. In mei 2005 is de functie van werknemer komen te vervallen en is hij herplaatst in een andere functie. Kort daarna heeft werknemer zich wegens overspannenheid ziek gemeld. Werkgever heeft eind 2006 de arbeidsovereenkomst met toestemming van de CWI opgezegd tegen 1 maart 2007. Aan werknemer is een WW-suppletie tot 85% toegekend op basis van het met vakbonden overeengekomen Sociaal Plan. Vanaf 2007 is werknemer volledig arbeidsongeschikt verklaard in het kader van een WIA-keuring. Werknemer heeft vervolgens schadevergoeding verzocht wegens kennelijk onredelijk ontslag. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer afgewezen. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in hoger beroep.

Het hof oordeelt als volgt. Niet kan worden geoordeeld dat de ontslagregels onjuist of op een verkeerde wijze zijn toegepast. Evenmin acht het hof de stelling van werknemer aannemelijk, laat staan voldoende onderbouwd, dat zijn overspannenheid is veroorzaakt door het werk. Dit causaal verband heeft werknemer niet aannemelijk gemaakt. Met betrekking tot het beroep op het gevolgencriterium oordeelt het hof, dat in casu voor werknemer een voorziening is getroffen conform het Sociaal Plan dat is overeengekomen met representatieve vakbonden. Dit vormt een aanwijzing dat het Sociaal Plan redelijk is. Mede vanwege de ernstige financiƫle situatie van werkgever, moet worden geoordeeld dat in casu geen sprake is van kennelijke onredelijkheid. Het hof komt derhalve niet toe aan de XYZ-formule. Wel merkt het hof op dat het gevorderde schadebedrag van werknemer (kantonrechtersformule met C=1,5) niet mogelijk is in het kader van XYZ.