Rechtspraak
Werknemer (59 jaar) is sinds 1979 in dienst van de Stichting (schoolgemeenschap). De arbeidsovereenkomst met werknemer is per 14 april 2007 ontbonden zonder toekenning van een vergoeding, op grond van een verstoorde arbeidsrelatie vanwege handelen in strijd met het Internetprotocol (bezoeken van een pornosite alsmede een aantal maal het bezoeken van een datingsite). De WW-uitkering van werknemer is vervolgens blijvend geheel geweigerd wegens verwijtbare werkloosheid. Tegen dit oordeel is werknemer in beroep gekomen bij de rechtbank. De rechtbank overwoog dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en Stichting heeft ontbonden wegens een verandering van omstandigheden en niet wegens een dringende reden. De kantonrechter heeft weliswaar in zijn beschikking overwogen dat de schending van de gedragscode een zodanig ernstig karakter heeft dat Stichting daardoor niet onbegrijpelijk het vertrouwen in werknemer is verloren en de zwaarste sanctie die de gedragscode kent, zijnde beëindiging van het dienstverband, feitelijk oplegt, en voorts dat een aan de ontbinding gerelateerde vergoeding niet aan de orde is, aangezien de grond waarop de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden geheel in de risicosfeer van de werknemer is gelegen en in het bijzonder aan hem verwijtbaar is. Deze beschikking geeft naar het oordeel van de rechtbank echter geen blijk van een gemotiveerd oordeel over het bestaan van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 van het BW. Het UWV dient dan ook zelfstandig te onderzoeken of aan de werkloosheid een dringende reden ten grondslag heeft gelegen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Met betrekking tot het door het UWV te verrichten onderzoek verwijst de Raad eerst naar zijn uitspraak van 18 februari 2009, LJN BH2387. De Raad overwoog toen dat ter beantwoording van de vraag of aan de werkloosheid een dringende reden ten grondslag ligt, een materiële beoordeling plaats dient te vinden en dat de wijze waarop het dienstverband is beëindigd niet doorslaggevend is. Daarmee werd ook het standpunt dat het UWV en de bestuursrechter geen van het oordeel in de ontbindingsprocedure afwijkend standpunt zou mogen innemen, verworpen. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen onderschrijft de Raad dan ook geheel. Na een zelfstandig onderzoek, komt ook de Raad tot het oordeel dat geen sprake is van een dringende reden. Daarbij spelen met name de persoonlijke omstandigheden van werknemer een grote rol (lang dienstverband, hoge leeftijd).
Volgt bekrachtiging oordeel rechtbank.