ex-werknemers/High Concept Nederland

Werknemers A en B zijn statutair directeur van High Concept Nederland. High Concept Holding houdt alle aandelen in High Concept Nederland. A houdt 16% en C houdt 84% van de aandelen. Tussen A en B enerzijds en C anderzijds is een verschil van inzicht ontstaan. A en B hebben een voorstel gedaan C uit te kopen, hetgeen C heeft geweigerd. C heeft vervolgens A geschorst. Er zijn vervolgens onderhandelingen gestart over een vaststellingsovereenkomst. In februari 2009 zijn partijen op hoofdlijnen tot een overeenstemming gekomen. Daarna hebben A en B aangekondigd een concurrerende onderneming te starten. Thans vorderen A en B nakoming van de vaststellingsovereenkomst. In reconventie vordert C een verbod tot het voeren van concurrerende activiteiten wegens onrechtmatige daad. Voorts stelt C zich op het standpunt dat geen vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen, dan wel dat sprake is van bedrog.

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. C heeft tijdens de onderhandelingen meermalen aangegeven belang te hechten aan het feit dat A en B geen concurrerende onderneming zouden starten. Door bewust deze informatie achter te houden is sprake van bedrog ex artikel 3:44 BW. De vordering van A en B tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst dient derhalve te worden afgewezen.

Met betrekking tot de onrechtmatige concurrentie, oordeelt de voorzieningenrechter als volgt. Volgens vaste rechtspraak staat het een (voormalig) werknemer die niet aan een concurrentie- of relatiebeding gebonden is, in beginsel vrij om zijn ex-werkgever concurrentie aan te doen. Dit geldt ook voor een (voormalig) statutair directeur. De wijze waarop door een (voormalig) statutair directeur concurrentie wordt aangedaan kan afhankelijk van de omstandigheden van het geval echter wel onrechtmatig handelen opleveren. Onrechtmatig is het stelselmatig benaderen van (duurzame) relaties en werknemers van de ex-werkgever waardoor met gebruikmaking van kennis en gegevens die zijn verkregen uit hoofde van de functie die hij bij de ex-werkgever had substantieel afbreuk wordt gedaan aan diens bedrijfsdebiet. Een statutair directeur en vooral ook een aandeelhouder, dient zich echter te gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het een werknemer niet verboden is voorbereidende werkzaamheden te verrichten met het oogmerk een eigen concurrerende onderneming op te richten. Het kan echter niet zo zijn dat een werknemer gedurende de periode dat er nog een dienstverband is waaruit inkomen wordt gegenereerd, daadwerkelijk die concurrerende activiteiten uitvoert. Dit geldt ook voor een statutair directeur, zij het dat in dat geval een verzwaarde zorgvuldigheidsnorm geldt. Van een schending van deze norm is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Het gevorderde verbod tot het starten van een eigen onderneming wordt derhalve afgewezen.

Wel wordt A en B verboden personeel van C in dienst te nemen en tijdens de resterende duur van de arbeidsovereenkomst klanten van C te benaderen.