Naar boven ↑

Rechtspraak

Ondernemingsraad Wonen Welzijn Zorg/Stichting WWZ-Marienstaete-Valent
Gerechtshof Amsterdam, 4 februari 2010
ECLI:NL:GHAMS:2010:BL5268

Ondernemingsraad Wonen Welzijn Zorg/Stichting WWZ-Marienstaete-Valent

Medezeggenschap. Adviesrecht. Ondernemer heeft in alle redelijkheid niet tot het fusiebesluit kunnen komen wegens ontbreken van financiële informatie

De ondernemingsraad van de Stichting Wonen Welzijn Zorg (hierna: OR) heeft in deze procedure aangevoerd dat de ondernemer (hierna: Stichting WWZ te noemen, een der rechtsvoorgangers van Stichting WMV) het besluit van 8 april 2009, om de juridische fusie met Stichting Valent en Stichting Mariënstaete doorgang te doen vinden per uiterlijk 11 mei 2009, bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet heeft kunnen nemen, omdat onvoldoende inzicht bestond in de financiële grondslagen van de fusieplannen en de zogenaamde verbeterprogramma’s en in de kosten van of ten gevolge van de fusie, terwijl voorts onduidelijk was of de met de fusie beoogde kostenbesparingen haalbaar zouden zijn.

De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. Niet kan worden gezegd dat het besluit is genomen op basis van voldoende financiële informatie. Er werd bij de besluitvorming van uitgegaan dat Stichting WWZ zonder maatregelen een onzekere toekomst tegemoet zou gaan, dat sprake was van een verslechterende financiële situatie en van financiële risico’s bij de drie fusiepartners. Een voldoende inzicht in de effecten van de fusie ontbrak evenwel. Immers, de adviesaanvraag houdt weliswaar in dat met de fusie beoogd werd 'de toegenomen risico’s goed te kunnen beheersen' en er zijn tien verbeterprogramma’s in opgesomd, doch zonder vermelding per programmapunt van de omvang en de haalbaarheid van de verwachte besparing, terwijl het onderdeel 'Totaaloverzicht besparingen' evenmin van een (voldoende) gespecificeerde toelichting is voorzien. Nu de ondernemer aldus onvoldoende inzicht had in de financiële uitgangspunten en de financiële gevolgen van de beoogde fusie en evenmin een juist beeld had van de financiële ontwikkeling en risico’s op korte termijn en van de langetermijnverwachting, is de Ondernemingskamer van oordeel dat niet anders kan worden geconcludeerd dan dat Stichting WWZ - in april 2009 - niet in staat kon worden geacht om tot een verantwoorde besluitvorming ter zake van de fusie te komen. Het verzoek om te bepalen dat de ondernemer in redelijkheid niet tot het besluit van 8 april 2009 heeft kunnen komen, kan en zal dan ook worden toegewezen. Het verzoek tot ongedaanmaking dan wel het verbod tot verdere tenuitvoerlegging van het fusiebesluit wordt afgewezen, vanwege het ontbreken van belang bij de OR.

  • Wetsartikelen: 25 WOR en 26 WOR
  • Onderwerpen: Adviesrecht (25 WOR)
  • Trefwoorden: adviesrecht, fusiebesluit, onredelijk besluit, belang OR en ontbreken financiële onderbouwing