Rechtspraak
werkgever/werknemer
Werknemer (51 jaar) is op 1 mei 1981 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst getreden van werkgever. In juni 2008 hebben partijen gesproken over het vermeende alcoholprobleem van werknemer. Werknemer bleek meermalen onder invloed op het werk te zijn verschenen. Nadat werknemer tijdens een politiecontrole tijdelijk zijn rijbevoegdheid heeft verloren, is werknemer in behandeling gegaan. In december 2008 hebben partijen afgesproken dat werknemer in een andere functie zijn werk kan hervatten en dat werkgever te allen tijde middels steekproeven werknemer mag controleren op diens alcoholpromillage tijdens werktijd. In februari en maart wordt wederom een alcoholpromillage gemeten en wordt werknemer een laatste officiƫle waarschuwing gegeven. Op 6 juli 2009 wordt werknemer op staande voet ontslagen nadat een blaastest een promillage van 1.3 uitwees. Thans verzoekt werkgever voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In een voorwaardelijke ontbindingsprocedure kan niet dezelfde dringende reden als grondslag worden aangevoerd. Daarover moet de rechter zich in een bodemprocedure uitlaten. Wel is sprake van een verstoorde arbeidsrelatie die in overwegende mate aan werknemer is te wijten. Werkgever heeft werknemer meermalen de kans gegeven zijn gedrag (alcoholverslaving) aan te passen en hem ook voldoende mogelijkheden geboden zijn werk te hervatten. De kantonrechter ontbindt onder toekenning van een vergoeding met C=0,25.